Met ups en downs via Sint Maarten naar Curaçao

We staan op de kade in het haventje van Sint Eustatius, kortweg ‘Statia’. Verderop ligt Catherine in de Oranjestad Baai te rollebollen op de deining, alsof ze danst op de reggae die vanuit het Boardwalk Café over het water klinkt. Schudden met je buik, links rechts, omhoog omlaag, de mast zwiept heen en weer zoals de danseres met haar armen in de lucht zwaait en haar heupen draait. De ankergrond is prima, maar de onophoudelijke deining maakt dat de meeste zeilers dit bijzondere eiland mijden, of zich na een nacht hotseklotsen vermoeid weer uit de voeten maken. Wij gaan er ook vandoor, na een geweldige week in onze airbnb, zoals Karin in het vorige blog heeft beschreven. Bij het uitchecken is de opgewekte douanier optimistisch over de kansen van Statia als zeilersbestemming: ‘Er zijn vergevorderde plannen om de haven te moderniseren. Voor de vrachtschepen, maar ook voor zeilers. Er komt een pier, waarachter de zeilschepen kunnen ankeren. De aanbesteding is afgerond en de bouw kan beginnen. Binnen twee jaar zou het klaar moeten zijn.’ Dat zou voor Statia en zeilers een geweldige ontwikkeling zijn!

Na een uurtje is Catherine vaarklaar, gaan we ankerop en varen de baai uit. Als we een geankerd vrachtschip zijn gepasseerd, hijsen we de zeilen en koersen met de klok mee, westelijk langs Statia. Al snel hebben we de passaatwind te pakken, zetten Arie aan het werk, het is het begin van een zorgeloze oversteek naar Sint Maarten. Na vijf uur, Sint Maarten zijn we inmiddels tot dichtbij genaderd, komt een sleepboot recht op ons af. Hij trekt een flinke bak, is matig bestuurbaar, dus wij wijken uit. Dit soort gevaartes kom je regelmatig tegen in de Cariben. Vooral ’s nachts moet je op je hoede zijn. De bak is slecht of soms zelfs helemaal niet verlicht. Als je denkt even achter de sleepboot langs te gaan knal je dus op de staalkabel. Ja, dat is echt gebeurd! Wij, voorzichtig als we zijn, houden ruim afstand.

Even later varen de Simpson Bay binnen, niet wetende dat deze dag een vervelende wending neemt. Er liggen veel zeilboten voor anker, we zien onze vrienden van de Coral Moon, varen erlangs, ik besluit wat dichter bij het strand te kijken. Immers, we steken met ons vleugelkieltje niet zo diep. Dan voltrekt zich een akelig avontuur. Een ongelofelijk stomme fout van deze doorgaans zo voorzichtige en zorgvuldig navigerende schipper leidt tot een paniekerige situatie. We liggen net vóór het voorste geankerde schip. Het wordt ondieper: 3. 2,8. 2,2. Karin zegt: ‘niet verder varen!’ Ik zet de motor in z’n achteruit. De dieptemeter zegt 2.0. We liggen bijna stil als de hele boot trilt, de vloeiende beweging in het water is opeens een schokkend geschuif van onze kiel over hard steen. Ik vloek. Verdomme! Karin slaakt een angstig gilletje. Ik probeer rustig te blijven en Karin gerust te stellen: ‘we gingen heel langzaam, we zijn zo los.’ Motor in de achteruit. Niks. Vol gas. Niks. Nog een keer. Niks, geen beweging. Ik kijk Karin aan. Zie de paniek in haar ogen. Nog een vertwijfelde poging tot geruststelling: ‘Komt goed’. De motor loeit op het maximale toerental. Niks. Muurvast. Ik pak de marifoon. ‘We need some help.’ Het duurt een paar minuten die uren lijken te duren, maar dan zijn er vier, vijf dinghies met bebaarde mannen. Lijnen worden aangereikt, er wordt geroepen, geschreeuwd, geduwd, getrokken. Niks. Muurvast. De enige optie lijkt nu te zijn het schip schuin te leggen en een beetje te draaien. Ik weet: dit kan me mijn roer kosten. Maar misschien hebben we mazzel. We draaien de genua uit, Catherine ligt een beetje scheef, draait om het draaipunt – de kiel – en onze motor brult, alle baardmannen trekken en duwen met hun dinghies. Catherine komt zachtjes in beweging, maar dan hoor ik een angstaanjagend gekraak. Het gaat door merg en been. Ik weet: mijn roer gaat er aan. Dan zijn we los. Maar het roer zit vast, we zijn stuurloos. We worden naar een plekje gesleept, een stukje terug, vlakbij Coral Moon, en laten het anker vallen. We bedanken de mannen, die net zo snel weer weg zijn als dat ze er waren. Dan is het stil. Karin en ik kijken elkaar met holle ogen aan. Ik verontschuldig me bij Karin: het is 100% mijn fout. Ze trilt nog na, is misschien zelfs in shock, maar weet toch een samenhangend antwoord te formuleren: ‘Jij neemt als kapitein altijd alle verantwoordelijkheid. Het gaat altijd goed. Nu gaat het een keer mis. Ik neem je niets kwalijk.’ Ikzelf wel. Ik ben doodop. Leeg. Vervloek mezelf. Zo voelt het dus als je een onomkeerbare stommiteit bent begaan. Acceptatie is de enige weg.

De volgende dag, na een slechte nacht, proberen we ons te herpakken. Het is Karins verjaardag. Donna en Mark van de Coral Moon proberen ons tijdens het etentje bij de Yacht Club op te beuren. Dat lukt, hoewel daar behoorlijk wat drank voor nodig is. Mark spreekt me bemoedigend toe, terwijl Donna en Karin gezellig zitten te keuvelen. ‘It happens to everyone. Every skipper makes a stupid mistake some time. It happens to all of us.’ Het doet niets af aan mijn stommiteit – waarom wilde ik zo dicht bij het strand, waarom heb ik niet goed op de kaart gekeken, waarom was ik zo onzorgvuldig terwijl ik normaal gesproken duizend keer op de kaart kijk – maar het helpt me de situatie te accepteren. Shit happens. Je kunt niet jaren over de wereldbol zeilen zonder een fout te maken.

Zondagochtend. Daar is Dion. Hij komt langszij en knoopt ons vast. Met honderden pk’s achter zijn schuitje sleept hij ons naar de werf, Bobby’s Mega Yard. Een geluk bij een ongeluk dat die zo dichtbij is! De brug bij de Yacht Club gaat open, Dion stuurt onze slecht bestuurbare sleepcombinatie behoedzaam maar gedecideerd naar de kade. De ochtend erop worden we eruit getild. Peter is er dan ook. Iedereen die we spraken zei: ‘Pete, the Dutch guy, he’s your man.’ Betrouwbaar, een vakman die regelmatig dit soort schades herstelt. Catherine hangt in de riemen, de schade aan het roer is aanzienlijk. Een scheur en een verbogen buis waar het roer omheen is gebouwd: de roerkoning is als een banaan.

Peter is druk, het duurt enkele dagen voordat hij zich fulltime op het roer kan storten. Hij werkt zich uit de naad, het zit een beetje tegen, behoorlijk zelfs, als blijkt dat de oude roerkoning te zeer verbogen is om recht te buigen. Gelukkig is er op het eiland een nieuwe te vinden met dezelfde diameter. Maar wat blijkt: er is een minimaal verschil, de buis is een pietsie te breed, fractie van een millimeter. Dat levert een hoop werk en vertraging op. Uiteindelijk staat het nieuwe roer onder de boot, alles past, de roerkoning glijdt in de hennegatskoker, roer vast en we kunnen het water in. De volgende dag monteert Peter de hele stuurinrichting – kabels, kwadrant – en dan is het klaar. Catherine wordt genezen verklaard. Bedankt Peter, je bent een kanjer!

In de tussentijd voelen we ons thuis op Sint Maarten. Ook hier vriendelijke mensen, lokalen en ook zeezeilers van allerlei pluimage: zuipende zeilers die nooit meer wegkomen, wedstrijdzeilers met stoere verhalen, bedaagde vertrekkersechtparen zoals wij en beroepszeilers die boten opknappen, verkopen, verhuren en op allerlei zeilmanieren hun geld verdienen. De laatste avond brengen we door bij Lagoonies, gezellig zeilers-café-restaurant, met een Amerikaans stel dat we via Peter hebben leren kennen. Het is ouderwets gezellig, de anekdotes vliegen over tafel, we lachen, drinken, laten de sores van het roer achter ons. We zijn klaar voor het vervolg van onze reis.

De volgende ochtend checken we nogmaals het weer en de wind en besluiten te gaan. De komende vier dagen is het rustig, geen fronten die passeren, een stabiele ruime wind van 15-20 knopen, wellicht met windstoten tot maximaal 25 knopen. Perfect. De brug gaat open, we zwaaien naar een toeschouwer bij de jachtclub, gaan achter de Amerikanen aan onder de brug door, zij gaan linksaf, goede reis, wij gaan rechtdoor. Zeilen omhoog, koers uitzetten, motor uit. Arie stuurt Catherine de komende 500 zeemijl (x 1,852 = 926 kilometer) naar Curaçao.

We zijn vier nachten op zee. De volle maan verlicht de Caribische Zee, we lijken de enigen, van horizon tot horizon vaart niets behalve wij. De eerste avond verschijnt er een vaag lichtje aan de horizon: een vrachtschip in de verte. De tweede dag zien we ook welgeteld één schip, op grote afstand. Het is rustig, geen onverwachte gebeurtenissen, alles onder controle. Catherine glijdt met volle zeilen soepeltjes door het water, de deining maakt ons loom. Een groep tuimelaars brengt vrolijkheid, wat zijn ze heerlijk speels en enthousiast, ze schieten pijlsnel alle kanten uit, spelen met elkaar en lijken Catherine uit te dagen, ze kijken af en toe omhoog naar de roepende tweevoeters aan dek, en dan verdwijnen ze weer zo snel als ze gekomen zijn. De niet-meer-volle maan is de derde nacht weer ietsje kleiner geworden, komt wat later op, maar verlicht de rest van de nacht nog steeds de zee, veelvormige wolken lichten op in het maanlicht, als abstracte sculpturen in een museum. Elke avond, tijdens de schemering, steken we een rif in het zeil, hoewel er eigenlijk geen aanleiding voor is, maar we willen ’s nachts niet verrast worden door een windvlaag of tropische bui. Tijdens de derde dag beginnen we uit te kijken naar onze aankomst in Curaçao, waar Liselot op ons wacht. Wat een mooi vooruitzicht om haar daar te zien! Tijdens de vierde nacht krijgen we Bonaire in beeld en belanden in drukker vaarwater. Een groot containerschip komt recht op ons af. We liggen op ramkoers. Volgens de reglementen moet hij voor ons wijken, maar lijkt dat niet van plan: de groene en rode boordlichten zijn beide te zien, en liggen steeds een beetje verder uit elkaar, wat betekent dat het schip snel dichterbij komt, wat wordt bevestigd door het ais dat al een tijdje het alarm doet afgaan. Via de marifoon roep ik het schip op. Geen reactie. Ik probeer het nog twee keer, maar de stuurman reageert niet. Door de verrekijker zie ik de hoge boeg, het flinke stuurhuis en breedte van het schip dat nog steeds recht op ons afkomt. Het gevaarte is nu op enkele honderden meters genaderd. Ik wil de motor starten om sneller te kunnen uitwijken, als op dit laatste moment het schip bijstuurt. Zoals de regels voorschrijven, maar ik vervloek de stuurman die niet reageerde op mijn oproepen en zo niet bijdroeg aan een veilige vaart.

Bonaire licht op, lijkt dichtbij, als de wind vrijwel wegvalt. Na wat twijfelachtige pogingen de vaart erin te houden, start ik de motor. Zo varen we tussen Bonaire en Curaçao door als de vierde dag aanbreekt. Karin verschijnt aan dek, maar het heeft voor mij nu geen zin een slaapje te doen, zo dichtbij de eindbestemming. Na een tocht van negentig uur, varen we door de smalle doorgang naar het Spaans Water, de populaire lagune en ankerplaats. Nog even goed opletten, ik navigeer nauwkeuriger dan ooit na ons avontuur in Sint Maarten, stuur Catherine langs de ondieptes en even later liggen we te dobberen achter ons anker. We zijn er!

Even later vaar ik met Billy naar het steigertje, waar Liselot en haar huisgenoot Kaj staan te wachten,  wapperend met een vlaggetje van Curaçao. Even later zitten we in de kuip, met een lekkere lunch terwijl we bijpraten over van alles: natuurlijk ons roergedoe, de heerlijk zorgeloze zeilreis hierheen, maar vooral over hoe leuk Liselot het hier heeft, met haar werk in het ziekenhuis, fijne collega’s, de gezelligheid in de vrije tijd, het kiten, restaurantjes, snorkelen. Eigenlijk mogen Liselot en Kaj helemaal niet aan boord komen, want we moeten nog inklaren. Dat doen we na de lunch.

We rijden naar Willemstad, dwalen door de fraaie wijk Punda, tussen de gekleurde huizen door, op zoek naar de immigratiedienst, die blijkt verhuisd, lopen naar het nieuwe onderkomen, de papieren blijken niet helemaal te kloppen, maar dat is eigenlijk geen probleem. We zoeken de customs, die is ook verhuisd naar een achteraf bouwwerk in een groezelig doodlopende weg, ook daar kloppen de papieren niet, ook hier is dat na wat zorgelijke blikken uiteindelijk helemaal geen probleem. Dan moeten we ook nog naar de havenmeester, die zit aan de andere kant van de haven, maar het is inmiddels te laat. Dus daar rijden we de dag erop naartoe, we rijden over de hoge Julianabrug, daaronder is het havenkantoor en die is eigenlijk alleen met de auto te bereiken. Hoe doen andere zeilers dat als ze geen Liselot hebben die de weg weet en een auto heeft? We vragen het tijdens een biertje in de kuip aan Mark en Donna, onze vrienden van de bovenwinden, waar we vlakbij zijn geankerd. ‘It’s incredible! It took us three days to complete the clearance procedure!’ We zien de humor ervan in, ook omdat alle ambtenaren en functionarissen zeer vriendelijk en behulpzaam waren.

De dagen erop nemen Liselot en Kaj ons op sleeptouw. We rijden naar Westpunt, waar we lopend tussen doornstruiken door een piepklein strandje weten te vinden. De teenslippers zijn niet het perfecte schoeisel; dagen later roep ik nog een keer ‘au!’ als ik de zoveelste doorn uit de zool pluk. We gaan naar de Sint Joris Baai en zien dat Liselot goed heeft leren kiten, ze vliegt door de lucht, een jaar nadat ze op Carriacou haar eerste lesjes kreeg, toen ze vanuit Trinidad enkele weken met ons meezeilde. We bezoeken haar werkplek, het Curaçao Medical Center, een hypermodern ziekenhuis, prachtig ontworpen met een open centrale hal waar een natuurlijk windje voor verkoeling zorgt. Als Liselot zich omkleedt en in een oogwenk van een zorgeloze levensgenieter verandert in serieuze arts, krijgen we een rondleiding over de afdelingen en maken kennis met wat collega’s. Als de dienst van Dokter Lies begint en ze de spoedeisende hulp binnenloopt, zwaaien we nog even en gaan Karin en ik op zoek naar bus 6A richting Spaans Water.

De sfeer in de bus is uitgelaten en wordt een bijna feestelijke ervaring. We praten en lachen met een oudere, extraverte passagier. Wat blijkt? Hij heeft in Rotterdam op hetzelfde ROC gewerkt als Karin. We spreken af dat hij ons als taaldeskundigen, docent en leermiddelenontwikkelaar, voorstelt aan de minister van onderwijs, maar zoals verwacht komt daar natuurlijk niets van terecht. Terug op de ankerplaats trekken we de conclusie: Curaçao is leuk, gezellig, gastvrij, met vriendelijke en hulpvaardige mensen.

Het is tijd om ons vertrek voor te bereiden. We organiseren een borrel aan boord, een drukke boel met collega’s van Lies die goed mengen met de zeezeilers. We hebben nog een weekje voordat we voor een paar maanden terugvliegen naar Nederland. Kaj en Liselot komen aan boord, we varen het Spaans Water af en komen op zee. Op de genua zeilen we in een uurtje naar Willemstad. De pondjesbrug, officieel de Koning Emmabrug, zwaait voor ons open. Het is een grappig bouwsel, drijvende brug op pontons die in beweging komt door een benzinemotor met schroef. Op de kade staan allemaal mensen te kijken en te zwaaien, en in het groepje zien we opeens een filmende Donna staan! Zij en Mark zijn hierheen gekomen met bus 6A om ons te begroeten en filmen  (klik op het linkje). Wat een leuke verrassing! We varen verder, onder de hoge Koningin Julianabrug door, en varen het Schottegat op. We passeren de Arctic Sunrise van Greenpeace, afgemeerd aan de kade. We gaan rechtsaf het hoekje om, daar ligt onze tijdelijke thuishaven van Curaçao Marine. Na twee nachtjes aan de steiger wordt Catherine opgetild en naar de stalling gereden. Wij sluiten onze reis af in een fijne airbnb, genieten van het zwembad. Bedankt Naomi en Nick voor de gastvrijheid! We maken Catherine schoon en klaar voor een paar maanden rust, we doen nog wat leuke dingen met Liselot en Kaj en dan zitten we opeens in het vliegtuig naar huis, op weg naar vrienden, familie. Wanneer en waarheen we onze zeilreis voortzetten? Dat laten we weten als we een strak plan hebben.

Groetjes en liefs van Karin en Eric

 

4 thoughts on “Met ups en downs via Sint Maarten naar Curaçao”

  1. Lieve Karin en Eric,

    Wat een avonturen en mooi dat jullie zoveel hulp hebben gekregen.
    Ook leuk om het filmpje te zien en Liselot als arts.

  2. What a journey! It was so nice to see you again. What an adventurous wonderful life you live and share.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *