Alain Gerbault: Met mijn zeilboot de aardbol rond
Bijna een eeuw geleden, in september 1923, begon de Fransman Alain Gerbault (1893 – 1941) aan een reis die zijn verdere levensloop zou bepalen. Hoewel hij als zeiler vrijwel vergeten is, vooral buiten Frankrijk, spreekt zijn reis nog steeds tot de verbeelding. Vooral vanwege de kijk op de wereld van deze eigenwijze, sensitieve eenling is zijn boek nog steeds het lezen waard.
Saai is het leven van Gerbault nooit geweest. Hij was een van de eerste gevechtspiloten. In de Eerste Wereldoorlog vocht hij in de gammele kisten van toen, vaak gemaakt van hout en doek, tegen de Duitsers. Met twee bevriende vliegeniers vatte hij het plan op om, als de oorlog was afgelopen, een zeilboot te kopen en op wereldreis te gaan. Het liep anders. De twee vrienden kwamen om tijdens de gevechten, zoals de meeste piloten de oorlog toen niet overleefden. Gerbault stond bekend als een zeer goede gevechtspiloot, maar heeft zeker ook geluk gehad dat hij niet is gesneuveld. Ook later, tijdens zijn zeilreizen, zou het geluk aan zijn kant staan.
Gerbault was ook een begenadigd tennisser. Hij was kampioen van Frankrijk en speelde de US Open in 1924 en 1930 en Roland Garros in 1931 en 1932. Hij had in Frankrijk tevergeefs een tijdje gezocht naar een geschikte boot, toen hij voor een tennistoernooi naar Engeland ging. In 1921 liep hij in Southampton tegen de Firecrest op, een stevig kottergetuigd, houten scheepje van 39 voet, gebouwd in 1892. Daarmee ging hij het grote avontuur tegemoet. Als je je probeert voor te stellen: op dat moment was Gerbault een oorlogsheld, geëerd vliegenier en tenniskampioen van zijn land. Hij werd op handen gedragen. En toch besloot hij alles achter zich te laten, zijn sportcarrière op het spel te zetten en op zeilreis te gaan. Dat had van alles met zijn karakter en kijk op de wereld te maken: Gerbault hield niet van officiële, plechtstatige bijeenkomsten, hij was een gevoelige eenling wiens opvattingen regelrecht ingingen tegen de toenmalige tijdsgeest. Het was de tijd van de koloniën: Engeland heerste over de wereld met het gigantische British India en koloniën in de Cariben en in Afrika. Frankrijk domineerde in West-Afrika en had ook in de Cariben en de Stille Oceaan veel bezittingen. Inheemse volken werden onderdrukt of uitgebuit. Weinigen in Europa stelden daar toen kritische vragen over, maar het was Gerbault een doorn in het oog.
Zijn eerste reis met de Firecrest ging via de Middellandse Zee naar New York. Daar liet hij zijn boot achter, ging terug naar Frankrijk, publiceerde in 1923 een boek dat hem als zeiler op de kaart zette: ‘Seul à travers l’Atlantique’, vertaald als ‘Alleen in een zeilboot over den Atlantischen Oceaan’. Hetzelfde jaar hervatte hij zijn reis vanuit New York. En dan begint een meeslepend avontuur dat meerdere malen maar ternauwernood goed afloopt. Leuk detail: ook hij liet zich inspireren door ‘De reis van de Beagle’ van Charles Darwin en nam het, net als wij, mee op zijn reis.
Eerst iets over het boek zelf: mijn zoon Joris vond dit exemplaar in een huisbibliotheek in Sulawesi, Indonesië. Het is een beduimeld, vergeeld en stukgelezen boek, de kaft is verdwenen, maar doordat het door uitgeverij Scheltens & Giltay in 1965
degelijk is gebonden hangen alle bladzijden nog aan elkaar. Joris vond het boek zo bijzonder dat hij het vervolgens enkele maanden mee heeft gezeuld in zijn rugzak, via een half jaar Australië terug naar Nederland. Daar heb ik het kunnen lezen. Nu heb ik het, na enkele jaren, aan boord van onze Catherine, geankerd in Tobago, herlezen. Een boek met een verleden!
Gerbault zet vanuit New York koers naar Bermuda als al het al snel bijna misloopt. Hij vaart tegen een vrachtschip aan, de boegspriet is geknakt, er zitten gaten in het dek, de Firecrest maakt water. Na een provisorische reparatie – er zouden nog talloze volgen op andere zeeën – is het noodweer dat bijna een einde maakt aan de reis. De kluiverstag slaat los, hij verliest bijna de gaffel, de golven zijn tien meter hoog, hij moet blijven pompen want het dek is zo lek als een mandje. Bijna schiet hij Bermuda voorbij, na een etmaal tegen harde wind en wilde zee in laverend weet hij toch nog al pompend het eiland te bereiken.
Eenmaal aangekomen laat hij zich – zoals in alle havens en plekken waar hij verderop in het boek belandt – fêteren door de plaatselijke hogere kringen. Een etentje hier, een borrel daar, een potje tennis dat hij natuurlijk wint, terloops een partijtje bridge waar hij ook al goed in is, Gerbault laat het zich goed bekomen, ook de schoonheid der dames ontgaat hem niet. Terwijl hij de Firecrest op de kant zet, opnieuw breeuwt, krijgt hij door de American Cruising Club de Blue Water Medal opgespeld.
De rest van het boek verloopt zoals die eerst paar hoofdstukken: afzien op zee, ternauwernood ontsnappen aan het noodlot, vervolgens aan tafel met gouverneurs, generaals, lokale stamhoofden, tennis, boot repareren en op naar de volgende bestemming. Het boek leest als een trein, zelfs in ‘den oud-Hollandschen’ spelling van deze uitgave. Maar er zit veel meer in dit boek dan avontuur en jongemansachtige branie. Regelmatig verwijst hij naar de geschiedenis, wanneer landen en eilanden zijn ontdekt en door wie. Om er vervolgens een kritische noot aan toe te voegen, omdat de lokale cultuur om zeep wordt geholpen, zoals bij het naderen van Panama. Wat hem aantrok was ‘… mij een voorstelling te maken van deze eilanden, toen ze bevolkt waren met die eenvoudige en edelmoedige Caraiben, die met open armen Colon en diens makkers hadden ontvangen, om vervolgens door het onverbiddelijke blanke ras tot den laatsten man verdelgd te worden.’ Verderop in het boek, in de Stille Oceaan, verpandt hij zijn hart aan de eilanden en haar bewoners.
Hij protesteert tegen de onderdrukking en vernedering van de bewoners door zijn eigen land: Frankrijk. Naarmate hij verder de wereld in trekt, raakt de zonderlinge zeiler in zijn lendedoek steeds verder vervreemd van de westerse beschaving. Hij zou het liefst een onbewoond eiland kopen, er met enkele Polynesiërs gaan wonen en: ‘waar geen geld in omloop zou zijn en waarop de bevolking aan sport en kunst zou doen en daarin haar geluk zou vinden!’
Het liep anders. Gerbault voltooide zijn reis, keerde terug naar Frankrijk en schreef dit boek en enkele andere titels. Tijdens de oorlog koos deze goede man, de voormalige oorlogsheld, geleid door frustratie over koloniaal Frankrijk en politieke naïviteit, voor het ‘foute’ Vichy-regime. Hij ontvluchtte Europa, kwam in 1941 terecht in Timor, waar hij overleed aan malaria. In 1949 werd zijn as overgebracht naar Bora Bora in Polynesië. Een vermeend zusterschip van de Firecrest is aangekocht en staat in Gerbaults geboorteplaats Laval.
Het is ondanks meerdere opknapbeurten in slechte staat. Bovendien verscheen in 2012 een bericht dat het schip wellicht helemaal niet een zusterschip is van de Firecrest.
Het boek is in het Nederlands al lang niet meer verkrijgbaar. Wel zijn op internet tweedehands exemplaren te koop. Misschien is het tijd om dit bijzondere boek in een nieuwe vertaling opnieuw uit te geven, uitgeverij Hollandia?
Alain Gerbault: Met mijn zeilboot de aardbol rond – Veertig duizend mijlen alleen op zee, vertaling door Arthur Tervooren, Scheltens & Giltay, tweede druk (waarschijnlijk) 1965