Onze avonturen in San Blas, land van de Guna’s

Panama, Turtle Cay Marina 20-2-2024

‘Dit is het laatste theezakje’, zegt Eric wanneer hij m’n dagelijks ochtendtheetje op bed brengt. We raken behoorlijk door onze voorraden heen: de olie, de rijst, het afwasmiddel, de havermout, alles raakt op na bijna twee maanden rondvaren op de San Blas eilanden in Panama. Voor verse groente en eieren kunnen we altijd terecht bij een Guna veggie boat, die we met een beetje geluk wekelijks treffen. Eén of twee keer per week komt er een visser in z’n uitgeholde boomstam aangepeddeld waar we dan voor een paar dollar verse vis van kopen. De vissers maken zelfs de vis voor ons schoon. Ze gebruiken dan een mes van ons om de vis mee te bewerken. Op een keer realiseert Eric zich dat de vissers er met ons koksmes vandoor gaan, hij springt in de dinghy en gaat de vissersboomstam achterna. Ik zoek vliegensvlug het moeilijk te onthouden woord voor mes in het Spaans op en Eric roept de vissers na: ’cuchillo, cuchillo’! Ze waren het waarschijnlijk gewoon vergeten terug te geven, want alles gaat hier wel heel gemoedelijk en we voelen ons hier heel veilig.

We moeten zuinig zijn met zoet water, want wij reizen zonder watermaker. Moeten we dan toch een watermaker aanschaffen? Het zou makkelijk zijn! Collega-zeilers hebben het vaak allemaal: watermaker, vriezer, starlink, wasmachine, generator etc. Op bezoek bij andere zeilers zien we boten die van al deze gemakken zijn voorzien. We besluiten voorlopig lekker basic te blijven reizen. Al die extra apparaten hebben onderhoud nodig en gaan ook weer steeds kapot.

Tijdens één van mijn ochtendwandelingen zie ik een zoetwaterbron en besluit daar mijn was te doen. Ik haal de vuile was op van Catherine en loop langs het hutje van señor Hernandez. Hij wijst me op de bron in de buurt van zijn hutje en vertelt: ‘deze bron is beter, verder van zee vandaan en dus minder brak’. Ik mag zijn emmers gebruiken en ga aan de slag.

Als op Catherine het drinkwater dreigt op te raken gaan we naar een klein eiland vlakbij het vasteland: Rio Azucar. Het is een klein Guna-eilandje, volgebouwd met hutjes en ook wat stenen huisjes. Ik zie nog een schoolgebouwtje en een kerkje. Als we de steiger naderen roept een man: ‘necesitas agua?’. Ik antwoord bevestigend en hij roept dat er pas later die dag weer water is omdat de waterleiding moet worden gerepareerd. Wat nu? We zijn expres lekker vroeg gaan varen en het kan nog uren duren voor er weer water is. We ankeren voor het eiland en bezoeken met Billy de bijboot het eiland. Op het eiland is een volleybaltoernooi aan de gang, jongeren van verschillende eilanden spelen tegen elkaar. Het is een drukte van belang en de jonge volleyballers zijn enorm fanatiek. Het is een kleurrijk gebeuren. Volleybal is de meest populaire sport bij de Guna’s. Op bijna elk eiland zie je een volleybalveldje. Bij twee winkeltjes doen we inkopen. Bij het eerste winkeltje kopen we wat blikjes, pasta en olie en bij het tweede winkeltje verse groenten en fruit. We staan voor een open luik en turen naar binnen, want het is hier gebruikelijk om aan te wijzen wat je wil kopen. In het donker staan dozen waarvan de inhoud niet zichtbaar is. Ik weet dan nog niet alle namen van de groenten, maar de verkoopster is vriendelijk en behulpzaam. Ze showt steeds iets uit een doos en vertelt hoe het heet in het Spaans en vraagt hoeveel we ervan willen. Dit is leerzaam en zo anders dan boodschappen doen bij de Albert Heyn met zijn zelfbediening en zelfscan kassa’s. Je hoeft daar geen woord te spreken. Na deze boodschappenronde weet ik de meeste benamingen in het Spaans. Eric bestelt ook nog een treetje met 24 blikjes bier. De vrouw roept de bestelling door naar achteren en een stokoude man met kromme benen komt de tree bij ons afleveren. Hij knikt ons vriendelijk toe. De Guna’s zijn overal even aardig. Deze mensen met hun eenvoudige levensstijl hebben mijn hart gestolen. Zij maken de San Blas tot een uniek gebied.

Als we terugkomen bij de steiger maakt dezelfde man die ons toeriep bij aankomst ons duidelijk dat de waterleiding nog kapot is. We kunnen zelf water halen aan de overkant met onze bijboot. We varen drie keer heen en weer met emmers en jerrycans en vullen alles bij de kapotte leiding. Het water komt rechtstreeks uit de bergen en is goed, zuiver water. We zijn voldaan: boodschappen binnen en de watertanks tot de nok bijgevuld met 400 liter water.

We zijn inmiddels drie weken in San Blas, deel van Guna Yala, het land van de Guna’s. Na de vijfdaagse overtocht vanuit Curaçao kwamen we als eerste aan bij het eiland Banedup. Dat was een goede start. We hadden van een bevriende zeilster gehoord dat het in Guna Yala niet direct nodig is om in te klaren. Guna Yala wordt bestuurd door het Guna congreso en die hanteren andere eisen dan de Panamese regering. We konden later inklaren op een ander eiland, Porvenir, en tot die tijd niet-ingeklaard varen. Fijn dat we die hele papieren rompslomp nog even voor ons uit konden schuiven en lekker konden aarden op meteen de mooiste eilanden van Guna Yala: de Cayos Holandeses! Liselot bleef nog tien dagen bij ons en ze regelde vervoer vanuit Porvenir. Ze ging van daaruit naar de Bocas in Panama, Costa Rica en Nicaragua. Actieve, energieke Lies gaat surfen en reizen voordat ze in Nederland haar werkzaam leven weer oppakt. Met Liselot erbij lag ook ons tempo hoger. We trokken er elke dag op uit om eilandjes te verkennen met de bijboot en snorkeltrips te maken. We verkenden het rif bij de onbewoonde eilandjes van de Cayos Holandeses. Ik hoorde verhalen over haaien en krokodillen. Aan de haaien raakte ik min of meer gewend, ik zag ze rondschooieren vlakbij onze barbecue om ons visafval te verorberen. We zagen er één rondzwemmen onder onze boot en ik trof een flinkerd bij het snorkelen. Verpleegsterhaaien schijnen pussy’s te zijn. Ze hebben een kleine bek en zuigen hun prooi naar binnen in plaats van ze te verscheuren zoals de gevaarlijkere haaien doen. Met hen kon ik dealen. Krokodillen echter joegen me vrees aan. Ik hoorde een verhaal over een Guna hondje dat was opgegeten en andere zeilers hadden het over een aanval op een zeilster. De eerste keer dat we op snorkelexpeditie gingen, bleef ik wat bangelijk in Billy zitten. We hadden Billy vastgeknoopt aan de mangroven. Eric en Liselot sprongen meteen enthousiast in het water. Ik hield het vijf minuten vol in de dinghy en besloot over mijn angst heen te stappen en zwom ze achterna. Zodra ik in het water lag, ebde mijn angst weg en zag ik een prachtig rif, een gevlekte adelaarsrog, een schildpad en fel gekleurde vissen. Als je zo’n leven leidt als wat wij nu leiden, moet je jezelf dwingen over bepaalde angsten en afkeuren heen te zetten. Zo niet, dan kan je beter in Rotterdam blijven. Hoewel daar het gevaar van alle kanten komt en de kans om aangereden te worden door een auto of een fatbike vele malen groter is dan te worden aangevallen door een krokodil in de San Blas.

Ik voel me hier veel fitter door het gezonde eten, de gezonde zeelucht en het stressloze bestaan. Elke morgen loop ik minimaal vijf kilometer op blote voeten door het fijne, witte zand langs de azuurblauwe vloedlijn. Als een eiland klein is dan loop ik twintig keer op en neer. Andere eilanden zijn precies één kilometer rond. Ik loop het eiland dan vijf keer rond. Het is zo rustig op het eiland. Ik hoor het ruisen van de palmbomen en het kabbelen van de branding. Af en toe ploft er een pelikaan met een noodvaart naar beneden om vervolgens een visje levend z’n strot in te laten verdwijnen. Ik zie een Guna bootje aanleggen om kokosnoten of brandhout te verzamelen. We begroeten elkaar vriendelijk: ‘Hola!’ Kinderen wandelen rond met een jong hondje op het eiland, ze groeten me ook ietwat verlegen. Het is vreedzaam. Maar aan elk verhaal zit een ‘maar’. Aan de windzijde van een eiland ligt de rommel: plastic flessen, ontelbaar veel plastic slippers, kindertassen en kinderspeelgoed. Al die troep spoelt aan, misschien wel vanuit de hele Caraïben en Colombia of helemaal vanuit Trinidad. Troep die nooit vergaat: Europese, Amerikaanse, Chinese zooi. Hoe anders moet het hier dertig jaar geleden zijn geweest. We praten met Ibin, de eigenaar van het restaurant op Banedup over het plasticprobleem. Er worden regelmatig plastic verbrandingen gehouden. De Guna’s en ook de zeilers ruimen het strand op en verbranden het plastic. Het is een druppel op een gloeiende plaat. Ibin vertelt dat na een clean-up de volgende dag het strand weer vol ligt.

Nog iets om verdrietig van te worden: over twintig jaar zullen veel van deze eilanden niet meer bestaan. Ze zullen met de stijging van de zeespiegel zijn verdwenen. Nu al zien we een verschil met de plaatjes uit ‘the Panama Cruising Guide’ foto’s van eilanden die al veel kleiner zijn geworden of zelfs zijn verdwenen.

Het gebied van de San Blas bestaat uit ongeveer 360 eilandjes. De meeste eilanden zijn onbewoond. Er zijn eilanden waar een paar families wonen en op een stuk of vijf eilandjes vind je een Guna dorpje met wat simpele winkeltjes en voorzieningen. De hutjes zijn eenvoudig: gemaakt van bamboe, palmhout en de daken gevlochten van kokosbladeren. De constructie is vastgeknoopt met touwen. Er zijn alleen natuurlijke materialen gebruikt. Binnen in de hut zie je als enig meubilair hangmatten en de kookplaats is een plekje met een houtvuurtje achter de hut. In zee zie je piepkleine hutjes op palen, dit zijn wc’s. Tussen de huisjes zijn supersmalle steegjes, alles is netjes aangeharkt. Vrouwen zitten voor hun hutjes te handwerken. Ze maken zogenaamde mola’s: kleurige gehandwerkte doeken met geometrische figuren. De patronen hebben symbolische betekenissen en de afbeeldingen komen uit de dagelijkse belevingswereld van de maakster. Ze maken er kleding van of verkopen de doeken aan toeristen.

Regelmatig komt er een boomstam langs gepeddeld met traditioneel geklede vrouwen met rood geverfde wangen om ons mola’s aan te bieden. Op een dag komt de beroemde Mola Lisa langs en biedt ons mola’s te koop aan. Wij zijn al voorzien, maar we hebben dan nog geen Guna-vlag met swastika. Die kopen we bij haar (hem). Mola Lisa kleedt en gedraagt  zich als vrouw. Bij de Guna-gemeenschap is genderfluïditeit heel gewoon. Als een jongen zich al vroeg ‘vrouwelijk’ begint te gedragen, dan staat het gezin de jongen volledig toe zich te kleden en te gedragen als meisje. Hij/zij verricht dan ook de vrouwelijke taken. Het is een matriarchale samenleving: zogenaamde vrouwelijke taken staan hoog aangeschreven zoals koken, zorgen voor de kinderen en handwerken. De man gaat na het huwelijk wonen bij de familie van de vrouw. Het bezit van land wordt via de vrouwelijke lijn doorgegeven. Ik moest even wennen aan de swastika vlag, maar nu wappert ie toch ook trots aan onze vlaggenlijn. Voor de Guna’s staat de swastika voor de onafhankelijkheid van Guna Yala. De revolutie vond plaats in 1925. De nazi’s gingen dit door veel culturen, positief gebruikte teken later in spiegelbeeld ook gebruiken als symbool voor hun fascistische ideologie.

Het zeilen in dit door rif beschermde gebied doet denken aan zeilen op een groot meer. Er zijn nauwelijks golven en er is altijd een heerlijk windje. Na de ruige overtocht uit Curaçao is het een verademing. De tochtjes duren nooit lang: twee, drie uurtjes maximaal. Om aan te komen bij een eiland moeten we wel heel erg uitkijken. We raadplegen verschillende kaarten en ik sta op het voordek op de uitkijk. Overal om ons heen zie je de ondieptes en de witte koppen van de brekers. Ons Sint Maarten avontuur heeft ons gelouterd, we zijn extra voorzichtig. Dan komen we bij een plek die goed is om te ankeren, meestal liggen er een paar andere boten. Eenmaal op de juiste plek, zoeken we een goed ankerplekje met zandgrond en gooien het anker uit.

In Cambombia staat een hutje waarin brood en pizza’s worden gebakken. We krijgen een heerlijke pizza geserveerd op een gammel plastic tafeltje en twee oude stoelen. We worden voorgesteld aan de familie. Het zijn drie zussen met kinderen en kleinkinderen. Een bejaarde man glimlacht vriendelijk naar ons en zit een stukje verderop half weg te dutten. We zijn een paar dagen op dit eiland. Het is hier gezellig en ik kan hier heerlijk wandelen. Ik loop het eiland vijf keer rond, een rondje is precies een kilometer en steeds kom ik dezelfde mensen tegen. Een vrouw ligt in haar hangmat en groet me telkens als ik langskom. We hebben brood besteld, maar bij mijn vierde rondje is het nog niet klaar. Ik zeg dat ik nog een rondje loop en dan het brood ophaal. Als ik na het vijfde rondje vraag of het brood al klaar is zegt een jonge man: ‘nee nog niet, nog een rondje’. Het is een grapje en hij geeft me een ‘high five’! Ik ga terug met Billy naar Catherine met het heerlijke verse brood.

Na een paar dagen Cambombia gaan we verder. Telkens moeten we ons weer losscheuren van een eiland, het is overal zo fijn. Het is een half uurtje varen naar de volgende eilandjes. We ankeren links van Esnasdup. Weer een mooie plek! De twee eilanden waar we tussen liggen zijn onbewoond. Er liggen enkele jachten van Amerikanen en Canadezen die hier al heel lang ankeren. Een 83-jarige gepensioneerde celliste woont al negentien jaar op de San Blas. We ontmoeten haar als het borreltijd is. Vlakbij het rif waar de golven op stuk slaan, zie je vanaf de boot een glashelder ondiep gedeelte, de ‘swimmingpool’ genoemd. Daar is de ‘bar’ en ontmoet men elkaar. Om een uur of vier komen van alle boten dinghy’s aangevaren, gooien hun ankertjes uit en brengen wat biertjes mee. We zitten op onze knieën in de glasheldere ondiepte en maken kennis met de longstayers, wisselen ervaringen en wetenswaardigheden uit en komen nog meer te weten over de San Blas eilanden. Er hangt een gemoedelijke sfeer, er komt zelfs een man met een ukelele de boel nog extra opvrolijken. Veel zeilers ontmoeten we meerdere keren en met sommigen bouwen we een speciale band op.

Aan het eind van ons verblijf zijn we weer op Banedup. Eiland van Ibin, die daar een geweldig restaurant heeft. Hij tovert de heerlijkste gerechten uit z’n eenvoudige keuken, die hij serveert op het in elkaar getimmerde meubilair van z’n restaurantje. Ibin vertelt allerlei mystieke verhalen over de Guna’s. Hij kent mensen die heel oud zijn geworden, soms 200 of 300 jaar. Hij hoorde zelfs van iemand die 1000 jaar was geworden. De Guna’s hebben een heel ander wereldbeeld en geloof in de eeuwigheid en het universum. Voor ons onnavolgbare beelden. Op mijn vraag of hij somber is over de toekomst van de San Blas eilanden antwoordt hij: ‘ik maak me geen zorgen, de energie blijft altijd en het gaat door, er komt wel weer iets nieuws. Daar vertrouw ik op.’

Op Banedup hebben we leuke ontmoetingen met andere zeilers. Dit keer zijn er zelfs vijf Nederlandse boten. We maken kennis met twee bevriende boten Topaas en Quelinda.  Topaas zeilt met vier jonge kinderen. We ontmoeten Rebel Rebel: Rolf en André, met hen maken we afspraken om mee het Panama kanaal door te gaan als line-handlers. En we leren Jacqueline kennen die solo met haar kleine boot Loveworkx de wereld rondvaart in drie jaar tijd. Dit vind ik knap maar eenzaam. Hoe heerlijk is het om al deze mooie, intense ervaringen te delen met mijn liefste maatje Eric.

Karin

One thought on “Onze avonturen in San Blas, land van de Guna’s”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *