Cool in Panamama

Bocas, 22 maart 2024

We laten de San Blas achter ons – met moeite! Want hoe verleidelijk is het om hier te blijven. We zeilen de oceaan over, op zoek naar paradijselijke plekken, hebben die hier gevonden, dus waarom weggaan? Wat heeft het voor zin? Wat verwachten we nog meer te vinden, moet het nog mooier, leuker, gezelliger, de koraalriffen nog meer ongeschonden? Het aanstaande vertrek uit San Blas leidde tot gesprekken over wat reizen eigenlijk inhoudt en waarom we het doen. Het antwoord: omdat we onverwachte dingen meemaken, nieuwe situaties tegenkomen, ervan genieten en leren, we dagen onszelf uit, laten ons verrassen, leren nieuwe mensen kennen. Elke dag is anders. We hebben reizend het gevoel dat we LEVEN. Dus we vertrekken uit San Blas.

We prikken een bestemming: Turtle Cay Marina. Na een dag zeilen op een bokkige zee varen we de nog bokkiger baai binnen: aan weerszijden ondieptes waar de golven op breken, koraal waar we ver van willen blijven. Maar het is krap! Een boeitje bevestigt dat we in goed vaarwater zitten, de baai vernauwt tot een smalle trechter. We hobbelen tussen witte koppen richting het vuurtorentje op een strekdam. Oei, wat is de entree tot de haven smal, de deining rolt naar binnen, en volgens de kaart is het maar 3 meter diep. Dat blijkt volgens de dieptemeter 2,9 te zijn, als we eenmaal in het kanaaltje zijn. De mensen van het restaurant zien ons arriveren, ze zwaaien, dat voelt als een warm welkom in deze kleine haven middenin de jungle. Havenmeester Lubrano komt aangehuppeld en begeleidt ons naar de ligplaats. Dan gaat de motor uit. We kijken om ons heen: de omgeving groen, hoge bomen, een tiental zeilboten, we zien verder niemand. Stilte.

Dan horen we wat geritsel in de bomen aan de overkant. ‘Kijk, apen!’, zegt Karin, die opeens een stuk enthousiaster klinkt dan op de onrustige zee. De dagen erop blijkt Turtle Cay een hartverwarmende plek. We maken kennis met andere zeilers en worden uitgenodigd door het yoga- en sportgroepje. Wat een lieve mensen! We maken ook wandelingen, die uitnodigen tot goede gesprekken. Bijvoorbeeld met Melinda, die net als wij haar dierenliefde niet alleen belijdt naar haar huisdieren, maar consequenter wil zijn, zich het welzijn van alle dieren aantrekt, juist van landbouwhuisdieren, en daarom net als wij vegetariër is geworden. Ze zet zich in voor natuurbehoud en het dierenasiel in haar buurt in North Carolina. We wandelen ook met Sarah, 75 jaar en zo fit als een gezonde 40-jarige. Een inspirerend voorbeeld! De wandeling gaat dwars door het tropisch woud, met slangen en talloze vogels en andere dieren die we niet zien maar er wel zijn. Yogajuf Sylvie en sportjuf Agnes doen het geweldig, ze creëren een fijne sfeer, rekening houdend met de soms stramme zeilers. Op een dag komt de wildernis de marina in: er hangt een luiaard aan de steiger. Als het lieve dier in het water valt, helpen zeilers het aan een touw omhoog en brengen het naar een boom, waar het geschrokken beestje tot rust kan komen. De vacht van het dier is een ecosysteem op zich, lees ik die avond in de kuip. Flarden kennis van mijn biologiestudie borrelen boven en geïnspireerd pak ik er maar weer eens een lijvig zoölogieboek uit m’n studietijd bij.

We appen met André en Rolf, zeilvrienden uit San Blas. We gaan met hun boot Rebel Rebel mee door het Panama Kanaal om ze te helpen met de lijnen in de sluizen. We pakken een taxi naar de haven van Colon, twee uur rijden, maar halverwege blijkt de chauffeur geen idee te hebben waar hij naartoe moet. ‘Shelter Bay Marina. Colon.’ Duidelijk toch. ‘Que?’ Hij verstaat het niet, begrijpt het niet, kan ook niet lezen en Google maps blijkt voor hem een noviteit waar hij niet mee overweg kan. Tussendoor rochelt hij zijn fluimen uit het raam en kijkt emotieloos voor zich uit. Gezellig tochtje! Het laatste uur wijs ik hem naar alle afslagen en dan arriveren we bij Rebel Rebel. Diezelfde nacht start André om half drie de motor, we varen de baai in richting sluizen, de ‘advisor’ stapt op: hij loodst ons de komende dag door het kanaal. Het zit tegen, het zeeschip dat wij zouden volgen heeft motorpech. We moeten wachten op de volgende mogelijkheid, waardoor het hele schema vertraging oploopt en we halverwege moeten overnachten. Niet erg, want het is gezellig aan boord, ook met de andere ‘linehandlers’ Paul en Meriam. Bovendien is het Gatunmeer prachtig. Aan de oever zien we een krokodil. Toch nemen Karin en André een duik. Brrr, mij niet gezien! Depassage door het Panama Kanaal is een geweldige ervaring. Als de laatste sluisdeur opengaat varen we de Stille Oceaan op. Spectaculair! Ik ben behoorlijk verrast en aangenaam verbaasd als Karin later zegt: ‘Laten wij dit ook gaan doen, door het kanaal, de Pacific op, richting Australië.’ Oké! Wanneer? ‘Volgend jaar.’ Deal! Voor mij komt daarmee een vurige wens uit, Karin is er langzaamaan naartoe gegroeid. Er zullen dus nog vele blogs volgen.

We brengen een kleine week door in Panama City, megapool in dit kleine Centraal Amerikaanse land. Voormalige politieke achtertuin van de VS, huidig vakantieoord voor welgestelden en kanaaltoeristen en in Nederland opnieuw bekend door de Panama Papers. In Panama City hangt het geld te wapperen aan de enorme hoogbouw. ’s Avonds brandt vrijwel nergens licht, de appartementen zijn onbewoond. Brievenbusfirma’s? Zwart geld dumpplekken? Belastingvrije vakantieappartementen? Verder vinden we Panama City heel aangenaam. We laven ons aan de moderne menu’s van trendy restaurants en eten eigenlijk het lekkerst in traditionele eethuisjes, genieten van de gerestaureerde oude binnenstad en van de musea. En dan bekruipt ons het gevoel: we willen terug naar Catherine, ons drijvende huisje, knus onderkomen en geweldig vervoermiddel waarmee we de meest afgelegen plekken kunnen aandoen.

In Turtle Cay hervatten we ons gezonde leventje met het sportgroepje, wetende dat het moment komt dat we vertrekken. Dag allemaal, nieuwe vrienden, wellicht tot een volgende keer! Twee uur later liggen we om het hoekje, in de baai van Puerto Lindo. Hier laten we onze gasflessen vullen – altijd een dingetje, de Nederlandse aansluiting stuit overal op problemen tijdens het bijvullen, maar altijd is er een oplossing of handig adresje. Dit keer is dat Hans van Casa X, een charmante zeilersstek die toch een beetje op z’n retour lijkt. Hans is een gouden gozer uit Delft die hier al een kwart eeuw de zeilers verwelkomt. We eten er een paar keer met Norbert en Kerstin, vrienden uit San Blas. Ze hangen rond in de baai, hebben allerlei dynamo-gerelateerde problemen op te lossen, voordat ze verder kunnen. We proberen ze een beetje op te vrolijken en even de gedachtes weg te halen van elektrische vraagstukken en moeilijk verkrijgbare onderdelen die uit andere landen moeten worden aangevlogen. Wij brengen ons kapotte zeilhuik naar de zeilmaker in Panamarina, waar we in mei onze boot op de kant zullen zetten, waarna we een half jaar naar Nederland komen. Als we dan ook de watertanks hebben bijgevuld is het tijd om naar Portobelo te zeilen.

Wat een baai! Ruim, perfect beschut, omringd door bos en mangroven, met aan de ene kant een fort en aan de andere kant nog een fort met het plaatsje Portobelo. De Spanjaarden maakten dit tot hun voornaamste uitvoerhaven tijdens de hoogtijdagen van de koloniale uitbuiting. Pakken wat je pakken kan en exporteren naar huis. Hebben we arbeiders nodig? Hup, laat de slaven maar komen. Wat nu een lieflijk, fraai gerestaureerd plaatsje is, was toen een bruisend handelscentrum, geleid door een meedogenloos regime. Dit soort plekken zijn we vaak tegengekomen in de Cariben: slavenhandel-hub Sint Eustatius, de plantages in Suriname, op Martinique, Guadeloupe en al die andere eilanden. Het ziet er zo vredig en mooi uit, maar de geschiedenis is doordrenkt met bloed en ellende. Hopelijk hebben we ervan geleerd, denk ik als ik ’s avonds in de kuip lees over de laatste verschrikkingen in Gaza. Karin ligt te lezen in de hut. Daar zit ik dan, hoofdschuddend in de donkere avond, me in mijn eentje zorgen makend over de wereldproblematiek en al dat menselijk leed. Alleen de gedachte dat zoveel andere mensen zich ook druk en zorgen maken werkt een beetje troostend.

We varen met Billy diep de mangroven in, tot we niet verder kunnen en bijna klem zitten tussen de wortels. Er is niemand en alles is verrassend schoon, zonder plasticvervuiling. Op de weg terug, als we geluiden in de boomtoppen horen, zet ik de motor af. Een paar minuten houden we ons stil. Het geluid van brekende takken en ritselend gebladerte komt dichterbij. Dan staan we oog in oog met een familie apen. Eentje komt op ons af, op enkele meters afstand kijken we elkaar in de ogen, en dan rent het beestje weg, het bos in met z’n troep. Later lees ik dat het witschouderkapucijnapen waren.

Als we die avond in het stadje een echte Italiaanse pizza eten maken we kennis met twee ontzettend leuke jonge vrouwen. Ze hebben elkaar reizend leren kennen in Mexico en zijn nu hier. De een vertrekt morgen, de ander, de Londense Laiba, werkt tegen kost en inwoning bij de pizzabakker. Ze zijn open, intelligent, vrolijk. Twee avonden later – de avond voor vertrek naar Bocas – eten we er weer maar de sfeer is niet best. Laiba kijkt met betraande ogen uit over de baai. Karin vraagt of het een beetje gaat. Dan gaat alles snel. Laiba loopt leeg over hoe onaardig de pizzabakker tegen haar doet. Ze vraagt ons advies. Weggaan of blijven? Ze besluit weg te gaan. Karin en ik hebben aan een blik genoeg en bieden haar aan mee te zeilen naar Bocas. Ze haalt haar tas en als de pizzabakker dit hoort barst de bom. Een vijandige monoloog aan de bar tijdens het afrekenen, ik probeer hem nog te laten dimmen, ze is immers nog zo jong, er volgt een scheldpartij op het steigertje, de man verliest zijn controle en ten overstaande van z’n clientèle maakt hij zich onmogelijk. Laiba’s hele generatie deugt niet en alle jongeren zijn egoïsten. Als we op de boot zijn maken we een bedje klaar voor Laiba, praten wat na, ze leegt haar hart, is dankbaar, terwijl ik alvast begin aan het vaarklaar maken van Catherine. Want we vertrekken bij dageraad. Voor het slapengaan is de spanning uit de lucht en lachen we om het hele gebeuren. Wat een scène! ‘You saved my life!’

De wekker gaat als het nog donker is. Ik check de laatste windvoorspelling. Net genoeg wind om te zeilen, maar nu, in de baai, is het nog volledig windstil. Na de noodzakelijke kopjes thee en koffie varen we in de ochtendschemering de baai uit. We passeren een geankerd superjacht waar we eerder mee in de sluizen van het Panamakanaal hebben gelegen, grappig toch? De reis naar Bocas is 160 zeemijl, met weinig wind wordt het nog afwachten of we de volgende dag op ETA-tijd 17.30 uur aankomen als het nog licht is. Ik heb geen zin om in het donker te gaan ankeren. We gaan het zien. De eerste twee uur is het windstil en moteren we. Daarna is er 9 à 10 knopen wind, genoeg om de zeilen te vullen. Catherine haalt met moeite 4 à 4,5 knopen. Als de wind naar 12 knopen gaat halen we 5 knopen. Prima, zo gaan we lekker. Laiba, Karin en ik kletsen honderduit, we lachen om de toestand van gister en tasten af hoe we over van alles denken. Er blijkt een geweldige klik ondanks 40 jaar leeftijdsverschil. Zowel Karin als Laiba worden wel een beetje katterig en trekken zich terug. Ik geniet van de rustige zee. ’s Avonds trekt de wind verder aan. Karin en ik improviseren een beetje met de wachten. Toch maar een rifje voor de nacht als de wind naar 17, 18 knopen gaat. Laiba komt er rond drie uur bij zitten en geniet van de sterrenhemel. ‘This is an amazing experience’, zegt ze na een tijdje. De algen lichten op in het kielzog: ‘Wow, so beautiful!’, roept Laiba uit. Door haar jonge ogen zie ik opnieuw hoe bijzonder dit is, zeezeilen bij nacht, terwijl het na talloze nachten op zee zo gewoon voelt. De volgende dag kabbelt voorbij, de meiden slapen veel, met als hoogtepunt mijn pastaschotel. Dan naderen we Bocas en varen om half zes, exact volgens de ETA!, de baai van Bastimentos in. Na het ankerbiertje duikt Laiba de keuken in, ze leert Karin hoe je een echte Pakistaanse curry maakt, zoals ze dat van haar moeder heeft geleerd. Ik geniet na in de kuip van de prachtige overtocht en het vrolijke gekeuvel van Laiba en Karin in de kombuis. Waar hebben ze het allemaal over? Relaties, reizen, je relatie tot familie, opgroeien in een multiculturele omgeving, hedendaags drugsgebruik, vrienden, uitgaan, irritante boomers, muziek, klimaat, milieu, lhbti, woke zijn, verantwoord leven, niet wegkijken. ‘How can one not be curious?’ Helemaal mee eens! Wonderlijk hoe het soms kan klikken met mensen, op de meest onverwachte momenten. Openheid en wederzijdse oprechte belangstelling zijn denk ik het geheim. Leeftijd maakt blijkbaar niet uit, merk ik op. ‘No of course not. Because you guys are cool as f*ck!’

De dag erop nemen we afscheid van Laiba met de afspraak dat we elkaar snel weer zien voor een drankje in Bocas Town. We brengen een bezoek aan vrienden van onze kinderen, Jeroen en Danielle. Aan de overkant, op Isla Solarte, zijn ze bezig om een resort uit de grond te stampen. We tuffen er in de miezerregen heen met onze Billy en maken kennis met dit jonge, gastvrije stel. Een prachtige tuin, terrassen, aangelegde verharde weggetjes, nieuw te bouwen kamers, bar, keukens. Ik voel me opeens als doe-het-zelver aan ons oude pandje in Rotterdam West een enorme amateur als ik zie wat zij voor elkaar krijgen. Indrukwekkend! Karin relativeert: ‘Joh, je kunt jezelf niet met Jeroen vergelijken, hij is professional.’ Het is supergezellig met hun en we spreken af elkaar nog een keer te treffen.

Op Isla Bastimentos trekken Karin en ik erop uit. Ik heb op de app NoForeignland een mooie wandelroute gezien. Het ziet er uitnodigend uit, maar als we na een half uur het eerste spinnenweb in ons gezicht krijgen, met een dikke vette spin in het midden, blijkt dat deze route niet meer in gebruik is. Ontelbare spinnenwebben volgen, het pad onduidelijker. We kruipen onder een prikkeldraad door, gelukkig kunnen we via de gps vasthouden aan de route, zelfs als het pad helemaal verdwenen is. We glibberen en glijden over de hellingen, dan zien we een piepklein gespikkeld rood kikkertje wegspringen. Het is de endemische kikkersoort die alleen op dit eiland voorkomt. Daarom heb je hier Red Frog Beach, Red Frog Marina, Red Frog Restaurant. Het gebied is beschermd natuurgebied voor deze kikker. We zien er nog enkele wegspringen. Dan passeren we een groot stuk oud ijzer: een omgevallen lichtbaken. Na anderhalf uur ploeteren, bereiken we de kust. Het pad is daar net zo glad en onduidelijk, maar dan lopen we op het stille strand en nemen we een welverdiende duik. Heerlijk! Via de gangbare route lopen we terug naar het dorp, we kloppen de modder van onze kleding, Karin slaat een doek om. We zijn net toonbaar genoeg om in het eethuis aan de kade een lokaal gevangen visje te eten. Vanaf het terras kijken we uit over de pier waar de watertaxi’s komen en gaan. Bouwvakkers sjouwen op blote voeten hun bouwmaterialen uit een bootje het dorp in. Schoolkinderen in uniform zitten op kleurrijke bankjes, ze hangen rustigjes een beetje rond. De bouwvakker, een boom van een kerel, begint opeens te schreeuwen en te lachen, andere mannen lachen mee, we snappen niet waarom, verstaan alleen dat het over Balbao bier gaat, hetzelfde bier dat wij ook gulzig achteroverslaan na onze pittige wandeling in de tropenhitte. We maken een leuk praatje met de vriendelijke uitbaatster. Zo maken we deel uit van een vredig dorpstafereel en voelen we hier ons helemaal thuis. Het eten is heerlijk. M’n met zweet doordrenkte petje ligt naast me op een stoel. Wherever we lay our hat, that’s our home!

Eric

P.s Ons Panamese visum loopt af. We gaan met de rugzak naar Costa Rica, maken daar een korte reis, en hebben dan bij terugkomst in Bocas een nieuw visum. Wordt vervolgd.

Groetjes!

 

Helder licht in de duisternis

                                 28 januari 2024, Esnasdup, San Blas, Panama

Het is al weken onrustig voor de kust van Colombia, bij de beruchte kaap van Baranquilla. Daar moeten we omheen als we, vanuit Curaçao, Santa Marta of Cartagena willen aandoen. Meer smaken zijn er niet aan de noordkust van Colombia. Andere zeilers in de haven, die naar Panama gaan, kijken ook dagelijks naar de voorspellingen, in afwachting van een weer- en windgaatje. Ook zij vrezen Baranquilla. Achter die kaap reist Pico Cristobal vanaf de kust omhoog naar meer dan 5000 meter, met val- en rukwinden tot gevolg die ver in de Caribische Zee de zeilers lastigvallen. Want het is algemeen bekend dat het daar altijd 10 knopen harder waait dan de voorspellingen. 30 knopen is nog te doen, maar als je 40 kan verwachten dan rest maar een optie: wachten. 40 kan immers zomaar 50 zijn en dat is zware storm met metershoge golven. Nee dank u! En als het maar hard blijft waaien bij Baranquilla, week na week, puilt de haven van Curaçao Marine Zone aan het Schottegat behoorlijk uit. Alle boxen zijn bezet, de aanlegsteigers voor passanten ook en daar liggen boten soms dubbel in het kleine haventje.

Karin, Liselot en ik houden een beraadslaging. Liselot’s tijd is beperkt, ze wordt knorrig van het wachten, en San Blas in Panama wil zij sowieso zien. Panama én Colombia aandoen is niet realistisch meer. We besluiten Colombia over te slaan en bij een windgat direct naar Panama te zeilen. In de tussentijd hebben we het ontzettend fijn in Curaçao. Deze ‘rots der struikeling’, zoals mijn geliefde auteur wijlen Boelie van Leeuwen zijn eiland noemde, heeft ons aangenaam verrast. Een potpourri van culturele invloeden, vermengd met een flink portie toerisme, maakt Curaçao tot een veelzijdig eiland. We gaan het in dit opgewekte blog niet hebben over de minpunten (aftakelend koraal, grote cruiseschepen, vervuiling, armoede, corruptie enz), maar roemen de fijne dingen. Vriendelijke vrolijke mensen. Dushi! Snorkelen! Fijne terrassen aan zee. We doen een opfris-duikcursus en duiken daarna een paar keer. De Christoffelberg beklimmen. De Tafelberg idem. Wandelen bij Sint Jorisbaai terwijl Liselot met haar kite over de baai scheert. En ’s avonds een biertje op de boot, in een bar of onder de palapa in de haven.

Karin maakt vrijwel dagelijks lange ochtendwandelingen in Willemstad, terwijl ik het gevecht aanga met die eeuwige kluslijst. Nieuwe gasleiding: ik heb acht winkels bezocht eer ik de juiste koppelstukjes heb gevonden. Dieselonderhoud, alle filters had ik in meervoud meegenomen uit Nederland. Windvaan smeren, kapot zonnepaneel vervangen, haperende navigatie-instrumenten aan de gang krijgen, navigatieverlichting repareren. Alles wat draait of scharniert toont kwaaltjes of piept op z’n minst, want het fijne stof in de lucht zit in alle lagers en kieren. Om die reden heb ik de windmolen niet gefixeerd tijdens onze afwezigheid, al

DCIM100GOPROGOPR0480.JPG

draaiend houdt hij zichzelf schoon. Al het werk aan het onderwaterschip hebben we de eerste zes weken gedaan, toen Catherine op de kant stond. De zeilen zitten er inmiddels ook op. We zijn vertrekklaar als het windgat zich eindelijk aandient.

Na een laatste barbecue op de werf nemen we afscheid van de achterblijvende boten. Het was zó gezellig daar! Ik start de motor, vele hulpvaardige handen helpen ons de krappe box uit. Zwaaien, toeteren, het gaat jullie goed! Achter ons gooien ook Sabali en Coral Moon van onze vrienden Mark en Donna de trossen los. Morgen volgen Kujira en Rare Breed. Bestemming: San Blas, Panama. We tuffen met z’n drieën onder de hoge Julianabrug door, waar we met Liselot’s auto zo vaak overheen zijn gereden. Stuurboord ligt Otrabanda, bakboord Punda, als de motor van de Pondjesbrug wordt opgestart en de drijvende brug voor ons open scharniert. Erachter, in de monding van de baai, klotst het. Gedrieën leggen we onszelf op zee in de wind en hijsen de zeilen. Dan zeilen we voor de wind en een paar uur later ankeren we alweer in de baai van Santa Krus. We gaan nog even snorkelen en in het water wensen de drie boten elkaar een behouden vaart naar Panama. Morgenochtend beginnen we van hieruit onze vier- a vijfdaagse tocht naar San Blas: ongeveer 700 zeemijlen, 1300 kilometer. We gaan er even goed voor zitten!

Allemachtig, wat gaan we hard! We hadden gerekend op een beetje stroom mee, maar gaan als de brandweer. 10 knopen, 18,5 km per uur, een fietser zou aan moeten zetten om ons bij te houden. Zo stormen we de eerste dag op de San Blas af. Coral Moon, een slag groter, gaat nog sneller en verdwijnt in de middag achter de horizon. Sabali, iets eerder vertrokken, horen we nog even op de marifoon, maar is ook uit zicht. Dan zijn we alleen op de Caribische Zee, geen vrienden om ons heen, de komende dagen staan Karin, Liselot en ik er alleen voor. De tweede dag vallen we terug tot onze reguliere vaart: 5,5 a 6 knopen. Het is prachtig zeilweer, de sfeer is ontspannen. We hebben voor drie dagen vooruit gekookt en de pasta bolognese, risotto funghi en pompoensoep is diepgevroren in de vriezer op de werf. ‘Wat zullen we eten?’ is het favoriete gespreksonderwerp, gevolgd door een beoordeling van de maaltijd, die telkens positief uitpakt: ‘Mmm het was heerlijk!’ Gevolgd door een verbeterpuntje: ‘Volgende keer iets meer champignons’. Zo ontspannen kan zeezeilen zijn. Ook de derde dag gaat het op z’n boerenfluitjes met zo’n 15 a 20 knopen wind, 4 á 5 Beaufort, de goede kant op. Wel zien we een paar keer enorme boomstammen en stronken drijven, afkomstig uit het Colombiaanse regenwoud, meegesleurd door de brede Rio Magdalena bij Baranquilla. We hebben geluk nodig om daar niet tegen aan de varen. Vooral ’s nachts. Tijdens mijn wacht, vroeg in de derde nacht, zie ik aan bakboord de weerlichten die vanachter de horizon de bewolking verlicht. Blij dat we daar niet zijn.

De vierde dag neemt de wind af, we zetten een tijd de motor bij als aan het eind van de middag de wind als een zuchtje  terugkeert. Tegen mijn gewoonte in zeilen we ongereefd de avond in. Karin houdt wacht en Liselot en ik gaan slapen, als de dunne sikkel van de wassende maan achter de horizon schuift.

Wie trekt er aan m’n been? Wie maakt me wakker uit deze diepe slaap? ‘Eric, de wind trekt aan, wakker worden!’ Ik brom wat over een verstoorde droom. ‘Kom, we moeten reven!’ Ik keer terug in de werkelijkheid, hoor de wind suizen in het wand en voel dat Catherine te veel helling maakt. Reddingsvest aan en in een oogwenk sta ik paraat in de kuip. Twintig plus knopen, 5 á 6 Beaufort, niks aan de hand, maar een rif zeilt veel comfortabeler met minder druk op het roer. Het fijne van Catherine is dat alle lijnen in de kuip te bedienen zijn, en dat is wel zo veilig. Zeker nu in het pikkedonker. In een kwartiertje hebben we samen het klusje geklaard. Het zeilt beter, maar de zee is onrustig, rommeliger dan eerder. Later, tijdens mijn wacht en daarna die van Liselot, blaast de wind met 25-30 knopen, uitschieters daarboven. 7 Beaufort. Als het licht wordt kijken Liselot en ik bij de wisseling van de wacht naar de zee: chaos. Golven van alle kanten, ze klotsen tegen elkaar op, ze lijken tegen elkaar op te bieden; ik ben lekker hoger dan jij! En hoog zijn ze. Karin schat ze op vijf meter, ik hou het op vier, maar het voelt als zes. Als Catherine in een golfdal ligt, kijken we omhoog tegen de watermassa aan. Indrukwekkend ja, dit hebben we de laatste keer meegemaakt in 2019, toen we vanuit Lissabon naar Porto SantoLissabon naar Porto Santo zeilden. Catherine, bescheiden scheepje, kan het makkelijk hebben, maar vermoeiend is het wel.

Overdag blijft het flink waaien en de zee blijft irritant onregelmatig en hoog. Weer een boomstronk, op enkele tientallen meters afstand. Dan maakt Catherine opeens een zwieper, we houden ons vast. Al snel pakt Catherine de draad weer op. Later kwakt er een enorme plens water tegen de buiskap: waar kwam die golf opeens vandaan? Af en toe wordt Catherine opgetild door een heel steile golf; dan weet ik dat vlak erna, als het water onder de boot wegrolt, ze de grip op het water verliest, alsof ze los komt, flink helling maakt, oploeft en even van haar koers afwijkt. En zo werken we ons de hele dag in deze zware zee naar San Blas, wetend dat bij aankomst de volgende uitdaging wacht. Want we komen ’s nachts aan in een met riffen en ondieptes vergeven gebied. Of we moeten zes uur bijliggen, vertragen en de volgende ochtend aankomen, maar we zijn eensgezind: nee. We zetten koers naar Hollandes Cays, een plukje eilanden, buitenpost van San Blas. Ja, onze maritieme geschiedenis, gevoed door de ooit bejubelde VOC-mentaliteit, achtervolgt ons met argwaan, want wat zullen onze zeevarende voorvaderen hier nou weer hebben uitgespookt? Waar elders in de Cariben de inheemse bevolking zowat is uitgeroeid na komst van westerlingen, is in de San Blas de inheemse Guna-bevolking gelukkig alive and kicking en zijn ze zelfs semi-autonoom: Guna Yala noemen ze hun gebied.

We hebben de kaarten bestudeerd, zowel digitaal als van papier, de koers uitgezet, taken verdeeld. 22.00 uur: land in zicht, middels een paar flauwe lichtjes tegen de zwarte achtergrond. Waarschijnlijk ankerverlichting van een paar jachten. Onwaarschijnlijker zijn het lampjes van huizen, want Guna’s leven in hutten, er is op de buiteneilanden geen elektriciteit, behalve wat stroom via zonnepanelen. We proberen de lichtjes te vertalen naar de kaart: ‘Het moeten ankerlichten zijn’, zegt Liselot, zelf een bijzonder helder licht, gedecideerd, nadat ze een peiling heeft genomen. Dan komt de zeebodem omhoog, van pakweg 2 kilometer naar 1500, 1000, naar 200 meter. De golfslag verandert, ik hield rekening met een nog wildere zee, maar het wordt juist gelijkmatiger. We ontkoppelen windvaan Arie en Liselot gaat sturen. Dan is het 50 meter diep en ligt volgens de kaart het eerste eiland aan stuurboord, maar we zien het niet. Of toch, daar, een vage contour. Alle navigatie gaat via de kaart, want oriënteren op zicht is er niet bij. Te donker en bovendien zijn de gevaarlijkste riffen onder water.  We koersen om de ondieptes heen, die al menig schip in dit gebied naar de verdoemenis heeft geholpen. Vorige week nog, een zeiljacht bij Porvenir, iets verderop, waar we later moeten inklaren. Pats boem, op een rif, vast, lek, niet meer te redden, total loss. Geen gewonden gelukkig. Ik probeer er niet aan te denken, hou m’n hoofd bij de navigatie. Karin kan zich in de maanloze nacht niet oriënteren: ‘ik hoop dat jullie weten wat je doet.’ Hier moeten we 90 graden naar stuurboord. Na de koerswijziging varen we westwaarts en komen we in de luwte van het volgende eiland. Liselot start de motor. We leggen de boot in de wind: we strijken de zeilen, ik bind, vanzelfsprekend aangelijnd, het grootzeil op de giek. Als ik in de kuip terug ben, zie ik dat Karin ongerust is. ‘Maak je geen zorgen, we weten wat we doen.’

Van binnen ben ik ook gespannen. De nacht is zwart, en toch zullen we de nauwe opening tussen twee eilandjes moeten vinden. Liselot stuurt. We kijken samen op de kaart. ‘Iets stuurboord Lies, zo blijven we in het midden van het vaarwater’. Als we een piepklein eilandje passeren, Quinquindup, gaan we wat stuurboord uit. Dan zijn we voor de twee eilanden waar we tussendoor moeten: Ogoperiadup rechts en Kalurgirdup links. We zien het silhouet van de palmbomen, maar de twee eilanden lijken één: we moeten vertrouwen op de kaart, er is beslist een doorgang. Liselot stuurt Catherine noordwaarts richting de opening, met haar blik op de kaart, Karin en ik kijken om ons heen. Dan wijken de eilanden, het zijn er twee, we zien de opening, een vaarwater, amper 100 meter breed, tussen de onbewoonde eilanden. ‘We gaan goed’, zeg ik tegen Liselot en Karin, maar ook tegen mezelf. Het is donker, bijna zwart, dan zien we een witte catamaran, rechts om het hoekje. ‘Daar is de ankerplaats’. We varen om de boot heen, we zien de verlichting in de kuip, ik begeef me naar de boeg en maak het anker klaar. We zien het water tegen het strandje slaan, we willen niet te dichtbij, maar verderop is het behoorlijk diep, tegen de 20 meter. Een eerste ankerpoging: we liggen vast, maar naar mijn zin te dicht op het eiland. Een tweede poging in iets dieper water bevalt beter. Liselot zet de motor in z’n achteruit en ik check of het anker zeker-weten houdt. En dat doet het. We liggen vast en veilig voor anker! Als Liselot de motor uitzet, horen we louter het geraas van de golven op het strand. Verder niets. We kijken elkaar aan: wat zijn we opgelucht! We hebben het gefixt en geven elkaar een high-five. Wat een etmaal was dit, we zijn moe, moe! Tegen middernacht oppert Liselot: ‘Ankerbiertje?’

Eric

We zijn inmiddels zes weken in de San Blas. In een volgend blog doet Karin er snel verslag van, ze is al druk aan het typen!

En heb je de nieuwe Zeilen editie van februari al gezien? Daarin staat ons uitgebreide verhaal over onze reis in de noordoostelijke Cariben! En in Zeilen van december 2022 staat ons andere, nog uitgebreidere verhaal over onze reis in de zuidoostelijke Cariben.