Het Verdrag van Parijs, in 1815 overeengekomen na Napoleons definitieve nederlaag bij Waterloo, had een aantal verrassende bijeffecten. Eén ervan is dat ik nu aan een ronde, rode Bordeaux, appelation contrôlée, nip, bijgestaan door sneetjes baguette met Blue d’Auvergne en een rijpe, inzakkende camembert. Dit alles aangeschaft in een supermarché op Marie Galante, het Schiermonnikoog van Guadeloupe, het Caribische departement van Frankrijk, dat in 1815 gek genoeg aan Frankrijk werd geschonken, terwijl het land de wonden likte na Napoleons vernederende nederlaag. De geschiedenis kent vele rare zijsprongen en werkt door in het heden, vaak pijnlijk, nu aangenaam. Karin nipt aan haar Chardonney nummer twee, terwijl we terugblikken op de laatste maand hier in de Cariben. Hoe zijn we hier beland, nadat Catherine in Trinidad op 4 april na een flinke klusbeurt te water werd gelaten, terwijl we nooit eerder van Marie Galante hadden gehoord? Of van Les Saintes, waar we morgen heen zeilen?
Het is 14 april, 33 jaar plus één dag nadat Karin en ik elkaar de eerste kus gaven, als we het haventje van Peake uitvaren en we een fase van onze reis afsluiten: in 2020 zijn we door covid in Trinidad beland en werd Peake onze tijdelijke thuishaven. Vandaag begint een nieuw avontuur. Het is middag, na een half uurtje is ons tochtje alweer klaar als we ankeren in Scotland Bay. Morgenochtend vertrekken we vanaf hier, uitgerust na een nacht tussen brulapen die wonen op de steile beboste hellingen waar geen mens zich waagt. ’s Ochtends check ik alles drie keer; het blijft altijd spannend om na langere tijd weer een overtocht te doen met een nacht op zee. Rond 11 uur starten we de motor, het geknor van het dieseltje klinkt na een grote onderhoudsbeurt geruststellend. Hup, ankerop, we hijsen het gereefde grootzeil, motoren nog even door de Bocas del Dragon en als we deze slangenmuil – door Columbus zo genoemd – verlaten komen de korte steile golven, aanrollend vanaf de Atlantische oceaan, ons tegemoet. Vorig jaar werden we erdoor verrast, maar deze keer zijn we voorbereid. We rollen de genua voor driekwart uit, de motor gaat uit, Arie de windvaan staat ook paraat en voordat we het goed en wel doorhebben, zeilt Catherine zichzelf. Makkelijk gaat het niet: Catherine maakt harde klappen als zij voor de zoveelste keer in het golfdal stort. De hele boot trilt en schudt.
We zijn weer alleen en op onszelf aangewezen, op zee, met z’n tweeën op ons bootje van 11 meter. Het blijft een bijzonder gevoel dat dit zomaar kan. Een zeiltje hijsen en ver, ver weg zeilen. We weten nog steeds niet wat de eindbestemming van ons meerjarige zeilavontuur wordt, wel dat we deze keer koers zetten naar tussenstop Carriacou, zo’n 120 zeemijl verderop. En daarna Guadeloupe.
Ik kijk omhoog, zijn de zeilen goed getrimd? Ook als ik weet dat ze prima staan, kijk ik er duizend keer naar. Had ik deze keer beter niet kunnen doen, want de klep van mijn petje wordt gevangen door de wind en ligt in zee. In een flits denk ik: goeie man-over-boord oefening, snel gevolgd door de laat-maar beslissing. De pet zit vol gaten, met een verroest logo erop en verfvlekken. Ik neem afscheid van de pet die ik al draag sinds ons vertrek uit Nederland in 2019.
Aan de horizon doemt Hibiscus, een groot boorplatform, op. We zijn op onze hoede, want vorige week liep hier een zeiljacht op een onbestemd ding. Boem! In een klap lag de boot stil. Was het een walvis? Of, zoals de schipper vermoedde, een of andere pijpleiding? De boot kwam met een deuk in de kiel maar zonder ernstige averij aan in Chaguaramas. De schrik zat erin, de zeilersgemeenschap raakte er niet over uitgepraat. Wij houden gepaste afstand van Hibiscus.
Het fel verlichte booreiland verdwijnt achter de horizon als de lichtgloed van Grenada dichterbij komt. Rond middernacht zeilen we langs de zuidkust en ronden de zuidwestkaap. Het gebiedje staat bekend als de ‘washing machine’ vanwege de rommelige, ondiepe zee waar stroming en wind een ingewikkelde dans met elkaar aangaan. Vannacht valt het mee, en als we de kaap hebben gerond valt de wind weg. Zoals verwacht, achter elk eiland is de wind geluwd. Motorend gaan we de nacht in en op de motor varen we de nacht ook weer uit. Als de zon opkomt zijn we Grenada gepasseerd, de wind trekt aan, motor uit, zeilen gaan omhoog. We varen over de onderwatervulkaan Kick ‘m Jenny, maar gelukkig is er geen geologische activiteit te bespeuren. Geen gasbellen of gerommel. Twee uurtjes later varen we de baai van het onbewoonde Ronde Island binnen, gooien het anker uit en doen een dutje. Rond het middaguur gaan we weer ankerop en worden we met een stevige Caribische bries naar Carriacou geblazen. Dan zit ons eerste oversteekje erop.
Carriacou voelt als thuiskomen na een lange vakantie. We lopen een aantal bekenden tegen het lijf, collega-zeilers en nemen plaats in bekende restaurantjes. We worden hartelijk verwelkomd, onder andere bij Hard Wood. Een suggestieve naam, met expliciet logo op de gelijknamige boot. Het suggereert een machosfeertje maar drie generaties vrouwen in het bescheiden onderkomen zorgen voor een warm, knus sfeertje. Drie Engelse dames op leeftijd zuipen zich klem, lokale bejaarde mannen bespreken luidkeels de actualiteit van het eiland, twee zeilers uit Rotterdam mengen zich moeiteloos in het gezelschap. ‘Welcome back!’, zegt mevrouw Hard Wood. Haar kleinkind, die we vorig jaar nog als zuigeling een aai over de bol gaven, is nu een goedlachse dreumes en gaat van hand tot hand. Ook Karin geeft het kindje een warme knuffel. Dit is een café, restaurant, buurthuis en huiskamer ineen, zeg ik tegen oma Hard Wood. ‘Yes!’ lacht ze instemmend.
Na enkele nachten in Tyrell Bay en bij Sandy Island ankeren we om de hoek bij Saline Island, waar we zeeschuimer Addy en zijn Annie nog even gedag zeggen. Geweldig dat onze koelkast op zonne-energie zoveel benodigde biertjes kan koelen! Addy heeft er acht rondjes Atlantische Oceaan opzitten, we kwamen hem in 2019 tegen op Porto Santo. De volgende dag is het tijd om te gaan, we zeilen door. Nu gaan we twee nachten de zee op. Bestemming Marie Galante bij Guadeloupe.
Het wordt een voorbeeldig tochtje. 15 knoopjes wind, rustige zee, tijd voor goede gesprekken, gelanterfant en ook koken is nu geen probleem. De equatoriale zeestroming duwt ons in de rug, we gaan harder dan verwacht. Omdat we niet in de nacht willen aankomen op Marie Galante, halen we de vaart uit Catherine. De tweede nacht is magisch: vrijwel windstil, maar nèt genoeg wind om de zeilen te bollen, de zee is volkomen vlak onder een uitbundige sterrenhemel. Catherine glijdt met een slakkengangetje geruisloos over het water dat Dominica en Guadeloupe scheidt. Als de zon opkomt trekt de wind aan, we vinden bij Saint Louis een beschutte ankerplaats. Daar vinden we in de supermarkt alles waar we zo’n trek in hebben. We verplaatsen de boot naar Anse Canot, een prachtige baai met witte krijtrotsen á la Dover. Erachter ligt een rivier. We lopen erheen met de opblaaskano op mijn rug en ervaren weer eens de bijzondere weldaad van zoet water.
Marie Galante is plat en dat is bijzonder in deze door vulkanisch geweld gevormde eilanden. Aan de horizon zien we de bergen van Les Saintes, de volgende bestemming, een groepje kleine eilandjes, bejubeld in de gidsen, populair bij zeilers. Eenmaal daar blijkt het een toeristisch bolwerk van jewelste. Zo anders dan het slaperige Marie Galante, Carriacou en de andere Grenadines! We ontvluchten de drukke strandjes en de toeristenwinkels en lopen de berg op. Opmerkelijk: op deze prachtige wandelroute komen we vrijwel niemand tegen. Het is even afzien, steil, warm, maar op de top is het uitzicht geweldig.
De volgende dag bezoeken we Fort Napoleon, want ook hier heeft het Verdrag van Parijs zijn effect gehad. Napoleon werd verbannen en was in Europa persona non grata. Maar hier, op Terre de Haut van Les Saintes, besloten de Fransen een fort te bouwen en hun voormalig leider te eren die Europa in een poel van oorlogsellende heeft gestort. De geschiedenis kent vele rare zijsprongen en werkt door in het heden, realiseren we ons die avond wederom, als we de Bordeaux en Chardonney ontkurken.