A Coruña, 9 september 2019
De wekker gaat, net nu ik weer de slaap heb gevat. Het was een onrustige nacht: toch wat spanning vanwege de Golf van Biskaje. Talloze waargebeurde verhalen spookten door mijn hoofd. Over onverwachts opstekende stormen, hoge golven, zeeziekte, gescheurde zeilen, doodsangsten midden op de Golf terwijl er geen weg terug is. Supertankers kunnen er in de problemen komen. Het beeld van de zinkende Amoco Cadiz komt steeds weer voorbij, die brak doormidden en ging recht naar beneden. Gaan wij met ons kleine scheepje Catherine niet het noodlot tarten? Onzin natuurlijk, honderden jachten steken jaarlijks probleemloos de Golf over, maar toch, de Golf van Biskaje boezemt genoeg ontzag in om wakker van te liggen.
Ik maak Karin wakker, een snelle bak koffie, de zon nog onder de horizon, motor starten, trossen los. We groeten het leuke stadje Camaret, Liselot en haar surfvriendin Irene zijn ons hier komen opzoeken, de zon komt op en we varen om Point du Grande Gouin heen. We houden een wat westelijke koers aan. Zo vermijden we de gevaarlijke rotsen van Point de Sein, die bijna 30 kilometer de zee insteken. Als we die op gepaste afstand voorbij zijn, koersen we 206 graden, een rechte lijn van 273 zeemijl (ruim 500 kilometer) richting A Coruña en blijven we buiten de route van de grote scheepvaart. Daarna zijn we er nog niet, want dan begint de gevreesde aanloop naar A Coruña: de pijlloze oceaandiepte komt abrupt tot een eind en de zeebodem komt omhoog van 4500 naar 100 meter. Dat levert ruwe zeeën op die het, met veel wind, bootjes als Catherine moeilijk kunnen maken. Wat staat ons te wachten?
Dan begint de lange rit. Vier dagen, drie nachten. De motor knort monotoon. 4 knopen wind is te weinig om te zeilen, zeker voor de wind. Ik baal. Dit is geen zeezeilen. 5 knopen wind. Er is weinig wind voorspeld, weliswaar uit de goede richting, maar ik had gehoopt op meer dan 5 armzalige knopies! Wanneer hijsen we de zeilen? 6 knopen. 7 knopen. Laten we het maar eens proberen. We hijsen het grootzeil. Teleurstelling. Geflapper, te weinig zeildruk om de giek aan lij te houden. Toch laten we hem staan, zetten hem midscheeps vast, klaar voor als de wind aantrekt. Dan: ‘Kijk! Dolfijnen!’ Eerst 1, 2, 3, dan zijn het er enkele tientallen. Ze dansen om Catherine heen, ik loop naar de boeg, kniel om zo dichtbij als mogelijk te komen. Ik steek mijn hand uit en raak deze prachtige dieren bijna aan. Er is oogcontact. Wat een opwinding, want een ervaring! Hier heb ik zo lang naar toegeleefd, ik ben gek op zeezoogdieren, Karin ook, niet in het Dolfinarium, maar hier in hun element, vrij. Tijdens de winterklussen in Strijensas, als het weer eens tegen zat, zei ik tegen mezelf: Je wordt terugbetaald, zet door, als je tussen de dolfijnen vaart ben je dit geploeter in de kou vergeten. En zo is het. Ik voel een geluk zoals ik dat in de stad niet ervaar. Het is anders, in de stad is geluk vaak extatischer, ingegeven door prikkels, drukte, muziek, mensen. Hier is geluk harmonieus, een gevoel deel uit te maken van iets groots. Dan zijn de dieren weg. We zien ze pas weer terug in Spanje.
8 knopen, 9 knopen. Motor uit. Zo glijden we enkele uren met een vaart van 3 à 4 knopen verder. Het is avond. De dieptemeter wijst acht meter aan, klopt niet natuurlijk, want de oceaanbodem is hier kilometers diep. De wind neemt weer af, motorrend gaan we de nacht in. Er is een reepje maan. Als die ook onder gaat is er geen lichtje meer te zien. Karin gaat te kooi. Ik heb in de avond geslapen, ik ‘doe’ de nacht, waarna ik morgenochtend ga slapen. We zijn alleen. Zo voelt het niet. Het firmament ontspant zich boven mijn hoofd. Jupiter staat ’s avonds laag aan de horizon. Ik herken een paar sterrenbeelden, Orion, Noorderkroon, Stier (ik!) met daarin de Plejaden, en de Melkweg slingert van horizon naar horizon. Zo mooi zie je het alleen op zee.
De dag erop verloopt zoals de vorige, ook al trekt de oostenwind aan tot 10 knopen en kunnen we de hele middag zeilen. Als ik naar binnen loop schrik ik me het apezuur. Een vogeltje fladdert vanuit de voorhut rakelings langs mijn gezicht naar de kajuit. Waar komt die vandaan? Hoe is die aan boord gekomen? Hoe lang is die al aan boord? We hebben geen idee. Af en toe vliegt het weg, om gelijk weer terug te keren. Zo blijft het bij ons aan boord. We dopen het vogeltje Calimero. Een prachtig diertje: volmaakt, gezond, maar kwetsbaar en op de verkeerde plek beland. We maken ons zorgen: haar spitse snaveltje is niet om zaden te kraken maar om insectjes te snoepen. Die zijn hier niet aan boord. De wind neemt weer af. Hup, motor aan, we willen de vaart erin houden. Calimero verstopt zich in het vooronder. Zo varen we weer de nacht in.
Dag drie is zonnig begonnen. Waar is Calimero? Ze heeft zich verstopt in een hoekje. Slaapt ze? Ze vliegt op, komt niet ver. Ze is duidelijk verzwakt. We proberen haar met een honingoplossing te voeden. Als ik haar oppak, voel ik dat ze zich aan mijn vinger vastklampt. Het is haar laatste stuiptrekking. Ik open mijn hand, Karin en ik kijken naar dit lieve, mooie diertje en naar elkaar. We zien dat we allebei een traan laten. We zeggen niets. Ik denk aan alles en aan niets: de zee, de zon, de wind, de stilte, A Coruña, leven. En dood. ‘Ik geef Calimero een zeemansgraf’, zegt Karin. Ze neemt Calimero van me over, houdt haar even vast en laat haar in zee vallen. Calimero drijft weg. De eindigheid van het leven in de oneindigheid van de zee.
Wind! Meer dan 10 knopen! We rollen de genua uit, geven de grootschoot ruimte. Daar gaan we. Heerlijk. Zo zeilen we de dag door. En we gaan richting het continentaal plat. De wind trekt verder aan, 15 knopen, ik zet alvast een dubbel rif. De golven worden hoger, steiler. Het gaat beginnen. Geen idee wat ons te wachten staat. De wind zet door. Een voordewindse koers: het grootzeil houdt de wind uit de genua en die rollen we in. Ik zet met een bulletalie de giek vast. Het stormzeiltje hijs ik alvast en zet hem strak. Zo hebben we er geen last van. Mocht de wind uit de hand lopen, dan laten we het grootzeil zakken en staat de stormfok al. De wind trekt door. Meer dan 20, tot 25: 6 Beaufort. Derde rif. Het is avond. De zeebodem komt omhoog. Verwachtingsvol kijk ik naar de dieptemeter. Die geeft geen sjoege en begint dan te piepen. Minder dan anderhalve meter! Catherine surft over de steile golven, veroorzaakt schuim en luchtbellen onder de dieptemeter die denkt dat de bodem bereikt is en laat het alarm klinken. Een paar keer denk ik dat een oplopende golf zal breken en de kuip zal overspoelen, maar het is steeds net-niet. Spannend is het wel. Catherine wordt van de ene naar de andere kant geworpen – onvermijdelijk met deze golfslag en een voordewindse koers.
Het is nacht. Dit is pittig zeilen. Karin laat ik slapen, met de afspraak dat ze gelijk naar boven komt als ik haar nodig heb. Het is bewolkt. Alles is zwart. Ik zie geen hand voor ogen. Ik schijn met een zaklamp naar de golven, maar kan niets ontwaren. Regelmatig kijk ik op de kaart en de AIS: geen schepen in de buurt, geen ondieptes, geen gevaren. Recht zo die gaat. En dan verandert er iets. De zee wordt wilder, chaotischer, maar de golven minder hoog. Meer brekers, onvoorspelbaar. Catherine wordt opgetild, neergesmakt, opzij geduwd, ze trekt zichzelf gelijk weer overeind om de volgende duw te verwerken. Ik kijk naar de Aries windvaan: het roer voert razendsnelle correcties uit, zo snel zou ik het niet kunnen. Catherine doet het fantastisch, ze lijkt op een glijbaan te zitten, koersvast, we gaan als een speer, maar allemachtig wat een geweld, als er nu iets kapotgaat zit ik in de problemen. Weer een duw, ik hou me even niet goed vast en val van de kuipbank. Weer het alarm van de dieptemeter. Zo gaat het een uur of twee door. Land in zicht! Aan de horizon zie ik een vuurtoren van Galicië. Even later nog een. De horizon kleurt steeds roder: dag 4 dient zich aan.
Voor de kust van A Coruña neemt de wind af. Het wordt zelfs rustig. Hèhè. Karin heeft nauwelijks geslapen. Daarvoor was het veel te onstuimig. Maar bang is ze niet geweest. Gelukkig maar. Geen gescheurde zeilen, niks kapot, alles onder controle. Ik ga naar beneden, ga zitten, ontspan mezelf en een onbeschrijfelijke vermoeidheid overvalt me. We hebben het gevoel er te zijn, daardoor duurt het laatste traject langer dan verwacht. Het trekt nog even aan. Golven zijn opeens hoger dan tijdens de hele reis, maar ze zijn regelmatig en zonder witte koppen. We zeilen de baai van A Coruña binnen, het laatste stukje niet bezeild, we zetten de motor aan om tussen ondieptes door te kunnen sturen. Dan komen we in de luwte van de baai. De zee is tot rust gekomen. De zon schijnt. 77 uur na ons vertrek uit Camaret gooien we het anker uit, tegenover bij het strand van Mera. Catherine dobbert vriendelijk achter de ketting, Karin en ik zijn kapot en gaan eerst een dutje doen. Dan trekken we in de middag de fles Champagne open die Joris en Liselot ons voor deze gelegenheid hebben meegegeven. Ze zijn trots op hun pa en ma, zo staat in het begeleidend briefje. Wijzelf ook wel een beetje!
Eric
Wat een avontuur!
Super geschreven, echt spannend en leerzaam met de knopen en rare zeilen. Na afloop zijn we allemaal als lezers volledig ingewijd!
Caramba! Wat een spannend verhaal. Ik werd zeeziek van het lezen.
Lieve avonturiers!!!!
We volgen jullie op de voet hoor!
Wat een mooie en spannende reis.
Dat kan alleen maar goed gaan, als je zo goed bij elkaar past.
En nu ga ik weer verder lezen.
Hoi Rob en Marijke, wat leuk om van jullie te horen en dat jullie ons volgen! Ons bootje glimt nog steeds, met dank aan de tips van Rob😀 Groet!