Rotterdam, 7 juli 2024
Catherine ligt veilig in een box bij Marina Carenero, een klein haventje tegenover Bocas Town, Panama, als we in de watertaxi stappen. We stuiven volgas naar de overkant, amper een minuut later stappen we weer uit en staan we op de vlonders te wachten op de volgende watertaxi die ons naar Almirantes, op het vasteland, zal brengen. Van daaruit reizen we over land naar Costa Rica. Steeds meer toeristen verzamelen zich, voornamelijk jonge rugzakkers, en even later zitten we op elkaar gepropt, met bagage weggestouwd in de kleine hoekjes van het vaartuig. Lijnen los, wat geschreeuw hier en daar, we tuffen tussen andere bootjes door als opeens de monsterlijke buitenboordmotoren beginnen te brullen. Allemachtig, het lijkt een raketlancering! We planeren in een half uur als een speer naar ons minibusje dat ons naar Costa Rica zal brengen. Een nieuw visum als we terugkeren in Panama, stempeltjes in ons paspoort, daar doen we het voor.
Na een probleemloze reis betrekken we ons onderkomen in Costa Rica. We hebben een lieflijk huisje in het bos nabij Cahuite gehuurd. Prachtig, midden in tropisch woud en tussen brulapen, maar afgelegen aan een onverharde weg zonder vervoer. Dat was misschien toch niet zo’n handige boeking van me, maar als zeilers zijn we gewend om met alle privacy in een baai ons eigen leventje te leiden, dus een lawaaierig kamertje in een drukke guesthouse zagen we niet zitten. De wandeling naar de ingang van het nationale park duurt al een uur en dan begint de route pas. Maar we zijn fitgetraind door de yogaklas in Turtle Cay en de talloze eerdere wandelingen, dus we zijn er klaar voor! We ronden het park, een kleine kaap in de Caribische Zee. De wandeling gaat eerst over een steiger door bos boven drassig land, dan langs de waterlijn. Rond het middaguur ploffen we neer op wit zand en zakken na de meegenomen lunch vredig weg in de droomwereld van een kort dutje.
‘Eric!’ roept Karin opeens. Ik schrik wakker en kijk in de ogen van een nieuwsgierig, nee brutaal, wasbeertje. Die heeft het op onze proviand gemunt. Hij krijgt niets, want dat zou hem verder tam maken, maar wat een lief diertje is dit! Heldere ogen, een lief koppie en mooie vacht. Als we weer wandelen komen we er meer tegen en zien we ook talloze aapjes die ook duidelijk gewend zijn aan de frequente bezoekers van dit park. Tientallen toeristen, die allemaal een ‘unieke’ natuurvakantie in ecologisch paradijs Costa Rica willen ervaren. We realiseren ons dat we twee van de velen zijn. Begrijpelijk en onontkoombaar, maar na een paar dagen Costa Rica missen we een avontuurlijk gevoel. Bovendien missen we onze knusse Catherine. Eerdere plannen om het binnenland in te trekken laten we varen. We boeken de terugreis naar Panama en zitten na vier dagen met een fris visum weer gezellig in de kuip van Catherine.
Pling! Een appje van Sylvie en Patrick, onze vrienden uit Turtle Cay. ‘We zijn over een half uurtje bij jullie!’ Hun fraaie catamaran Croix du Sud knopen we vast aan de steiger, we praten bij, ze moeten wat praktische dingetjes doen en daarna maken we een wandeling op het eiland Carenero. Dit is zo’n fijn stel! Deze korte wandeling vinden ze al prachtig en dankbaar dat ze zijn dat we ze het eiland laten zien! Ze zijn al tig jaar samen en nog steeds gaan ze met elkaar alsof ze twintigers zijn. Het ‘Mon cheri!’ werkt aanstekelijk en Karin en ik kijken elkaar opnieuw in de ogen. Reizen, mensen ontmoeten, het houdt ons een spiegel voor. Die avond lopen we met zijn vieren door de straten van Bocas Town, na enkele cocktails tijdens Happy Hour. Het is gezellig hier!
Sylvie en Patrick doen dezelfde visa run naar Costa Rica. Wij nemen afscheid van Marina Carenero. De uitbaatster Mary is een spraakwaterval, fysiek wat in verval maar verbaal barst ze van de energie. Even uitchecken is er niet bij: dat duurt een klein uur omdat de ene na de andere anekdote verteld moet worden. Ook haalt ze de biografie van Columbus uit de kast, bladert in het boek en wijst op de passage waarin staat dat Columbus hier ergens aan land is gegaan tijdens zijn vierde en laatste reis. Dan gooien we de trossen los en varen een uurtje op de motor de Hospital Bight in. Een en al onaangetaste mangrove, prachtig.
We hebben het anker amper gezet of daar komt een bootje met heel veel pk’s aangesjeesd. In ons vorige blog schreven we over Jeroen en Danielle, een Nederlands stel dat op Isla Solarte een resort bouwt. Danielle is jarig, ze komen ons ophalen voor een beach party. We checken of het anker goed is ingegraven en dan stappen we aan boord bij het hippe gezelschap. Ongelofelijk leuke frisse aardige slimme vrolijke kleurrijke jonge mensen uit allerlei landen, waar we als oudjes opeens helemaal bij horen, want met een zeilboot de oceaan oversteken is natuurlijk supercool! De Red Frog Beach Club aan het prachtige Red Frog strand is de perfecte loungeplek voor een landerige middag. De rustigste vrouw van het clubje pakt haar ukelele, zingt, ik trommel en tweede-stem wat mee, de muziek verbroedert, we zingen, lachen en hebben kletspraatjes en diepere gesprekken. Het wordt een heerlijke middag met mensen die we een paar uur terug nog niet kenden. Het verbaast ons keer op keer hoe snel je vrienden maakt en ergens thuis kunt voelen!
We gaan ankerop, een half uur varen naar het volgende kommetje: Bahia Honda, hier loopt Hospital Bight dood. Lagen er in de vorige kom drie zeilboten, hier is niemand. Nog meer mangroven met daarachter tropisch woud. Als ik het anker laat zakken roept Karin: ‘dolfijnen!’ Terwijl ik bezig ben met de ankerketting, zwemmen de dolfijnen rond de boot! Prachtig. We liggen er een dag voor anker als we besluiten aan te meren bij het piepkleine Agua Dulce Marina. Maar dan: ‘pling!’ Sylvie en Patrick appen dat ze onderweg zijn. Daar zien we hun mast al boven het gebladerte naderen. Ze ankeren naast ons en na een uitleg van onze plannen gaan ze mee naar Agua Dulce, een paar honderd meter verderop, om vandaaruit met de rugzak af te reizen naar Boquete in de bergen van Panama. Leuk!
Eerst maar eens inchecken bij de marina, niet meer dan een steigertje met plek voor hooguit zes boten. We maken een praatje met de eigenaar, hij stopt ons een bier in de handen, nog een biertje, heel gezellig, zijn vrouw komt erbij, bijzonder vriendelijk allemaal. Totdat het opeens gaat over de volksaard van volkeren buiten Europa en de man met nadruk zegt: ‘I am a racist’. Waarna hij in een monoloog vol racistische clichés zijn overtuiging opdringt. Karin valt stil. Ik waag een poging de tegenstrijdigheden in zijn verhaal duidelijk te maken, maar hij herhaalt: ‘I am a racist’. Zijn vrouw kijkt beduusd. Het was even gezellig, ze zit hier vrij eenzaam tussen de mangroven, ze is blij dat er weer eens leuke gasten zijn – er was verder niemand – waarmee ze fijn kan praten en dan verpest hij de sfeer met z’n verwerpelijke opvattingen. We laten het erbij.
De volgende dag zitten we weer in dezelfde raketboot naar Almirantes en pakken vandaaruit de minibus naar Boquete. We kronkelen de bergen in, het klimaat verandert, veel regen, de temperatuur daalt. ‘It’s so beautiful over there!’ had onze opstapper Laiba (vorige blog) ons beloofd, en ze heeft gelijk. Als we uitstappen in Boquete ruiken we de gezonde berg- en boslucht, de latino’s zien er anders uit, provinciaals, en we zien ruiters op paarden. De inheemse mensen zijn kleurrijk, maar het is een ander volk dan de Guna’s van San Blas. We betrekken het door Jeroen en Danielle aanbevolen hotel en ’s avonds zitten we gezellig te eten met Sylvie en Patrick. We maken een plan voor de komende dagen: wandelingen door het bos naar watervallen en ’s avonds relaxen met een wijntje en gezellig ouwehoeren.
Na vier dagen in de bergen zijn we terug op onze boten. Het verblijf bij de racist voelt ongemakkelijk dus we vertrekken de volgende dag. Op de kaart, vlakbij, hebben we een smalle en ondiepe doorgang ontdekt tussen Isla Bastimentos, het grootste eiland van de Bocas, en Isla Solarte, waar Jeroen en Danielle hun resort bouwen. We tuffen er eerst met de bijboot van Croix du Sud doorheen, doen op de ondiepste plekken peilingen en concluderen dan dat het wel goed zit: ondiepste plek is drie meter, terwijl wij anderhalf steken. We zijn voorzichtig en ook beetje nerveus, bekennen we aan Sylvie en Patrick, gezien onze ervaring bij Sint Maarten. Daarover pratend komen ook zij met minder leuke ervaringen tijdens de reis. Ze hebben behoorlijk wat pech en schade gehad, maar ook geluk, want alles is steeds goed afgelopen: rompschade in een jachthaven, verkeerd uitgevoerde reparaties, gebroken tuigage (net als wij op onze oceaanoversteek). Ze hebben twee keer problemen gehad met orca’s. Dat liep maar net goed af: de eerste keer werden ze door schade aan de roeren onbestuurbaar en kwam de kustwacht te hulp. Een paar maanden later werden ze opnieuw aangevallen. Toen startte Patrick de motor en tegen alle gangbare adviezen in gaf hij vol gas en bleven de orca’s op afstand. Met andere woorden, met alles wat fout kan gaan begrijpen we elkaars onzekerheden en voorzichtigheid.
Dankzij de peilingen gaan we zonder vrees de fraaie doorgang in. Aan het eind is het slingeren tussen de ondieptes en over de baai uitgestrooide mangroveneilandjes, maar dan naderen we onze volgende ankerplaats: een paradijselijk stille plek met louter mangroven en water als een tafellaken zo glad. Een magische ankerplaats!
We hebben het heerlijk. Maar als we op de kalender kijken trekken we de conclusie: we moeten verder. We hebben nog maar twee weken voordat we in Panamarina op de kant gaan en een kleine week daarna, 7 mei, vliegen we naar huis. We varen naar Bocas Town, gaan voor anker, doen inkopen en doen ons met z’n vieren nog eenmaal tegoed aan de cocktails tijdens het Happy Hour bij Tequila Republic. We nemen afscheid van Sylvie en Patrick en spreken af elkaar deze zomer te ontmoeten bij hun huis in Bretagne.
Dan zijn we weer met z’n tweetjes op Catherine. Dat is even wennen na afscheid van een mooie plek en nieuwe vrienden. We zetten de knop om. Ik haal met bijboot Billy water en diesel bij de marina van Bocas. Ook vind ik een hutje aan het water – hier staat bijna alles op palen in het water – waar ze benzine verkopen voor Suzy, de motor van Billy. Karin heeft Catherine opgeruimd en we kunnen gaan. We besluiten nog één dag naar een volgende baai te gaan, een uur varen op de motor. Daar liggen we in de volgende prachtbaai, helemaal alleen, tussen mangroven, roofvogels cirkelen hoog in de lucht, af en toe vaart er een bootje langs van het nabijgelegen wetenschappelijk onderzoekscentrum. Hier en daar liggen boeitjes: hier onderzoeken biologen de groei van koralen. Verder is het de zoveelste schitterende ankerplaats. Vervelen gaat dit nooit, we blijven ons verwonderen over hoe mooi het hier is. Panama heeft ons echt verrast!
De laatste week willen we doorbrengen in de San Blas. Nog even genieten van de palmbomen, witte stranden, de gastvrijheid van Ibin’s restaurant, temidden Guna’s en hun cultuur. De tocht erheen is niet prettig. De eerste dag gaat nog wel, maar daarna valt de wind weg. Motoren is lastig met onze versleten schroefaslager. Af en toe horen we zorgelijke geluiden, ik draai zo weinig mogelijk toeren. Ander probleem: de accu’s zijn compleet naar z’n grootje. Overdag gaat het nog wel, met de energie van de zon, maar in de nacht lopen de accu’s snel leeg en is het behelpen. De startaccu is oké en die moet na zonsondergang bijspringen om de navigatieapparatuur werkend te houden. De tweede dag, als we half zeilend, half motorend tussen ondieptes laveren, verschijnt er een waarschuwing op het scherm en gaat het AIS-alarm af. Ramkoers! We naderen een zeilboot die ons bekend voorkomt. Huh? Ik check de AIS en ja hoor: Liza en Akko van Choktow, die we hebben leren kennen op Trinidad en voor het laatst op Curaçao hebben gezien. Wat een toeval! We kletsen wat over de marifoon en wensen hen een behouden vaart met de wind mee, terwijl wij verder aanmodderen tegen de wind in en met een gemankeerde aandrijving. Het is ‘schipperen’, maar aan het eind van de dag gaan we gelukkig voor anker bij Banedup.
Die schroefas is echt zorgelijk. Hopelijk is er niets beschadigd. Ik kijk bij de motor en check onder water, maar alles lijkt ok, behalve dan de speling tussen as en houder: versleten lager. Niks krom, verbogen of gescheurd. Samen met de kapotte accu’s is Catherine een gemankeerde boot. Maar goed dat we volgende week het water uitgaan. De zorgen zijn voor morgen, in dit geval volgende week, dus we nemen het er nog even van. Uit eten bij Ibin, luieren, lezen, zwemmen, relaxen. Ibin is bezig z’n restaurant uit te breiden, hopelijk voor hem wordt het een succes. Met zijn restaurant helpt hij familie aan werk en inkomen. Ook besteedt hij een deel van de winst aan kinderen en de school in Carti, het belangrijkste plaatsje in San Blas. Ibin is echt een goeie vent.
Dan is het zover: we gaan naar Linton, naar de werf Panamarina waar Catherine op de kant gaat. We gaan ankerop en varen de baai uit. Dan maakt de as alarmerende geluiden. Brrr. Als de ondieptes achter ons liggen zetten we de motor uit en ik spring in het water. Toch zie ik niks. Ik vermoed dat de as soms in een eigentrilling terecht komt binnen het uitgesleten lager. Als we weer varen speel ik wat met het toerental en lijk ik daarmee te kunnen voorkomen dat de schroefas in trilling raakt. Maar ik zie enorm op tegen het komende etmaal. Trok de wind maar een beetje aan, dan kunnen we zeilen en kan de motor uit…
Bij het verlaten van San Blas eilanden proberen we het met 7 knopen wind. Maar laverend tegen de wind in, en wat stroom tegen komen we na twee slagen op hetzelfde punt uit. Motor aan. Weer dat alarmerende geluid. Spelen met het toerental. Komt dit wel goed? De knoop in mijn buik verraadt dat ik me grote zorgen maak. ‘Kunnen we niet beter terug gaan naar Banedup?’, oppert Karin. ‘Nee, want daar kunnen we niks en zijn we verder van huis. De boot moet gewoon op de kant voor reparatie en dat kan in Panamarina bij Linton Bay. Het beste is door te varen en hopen dat de wind zoals voorspeld aantrekt.’ Mijn gebeden worden verhoord. Daar is een briesje, we kabbelen hoog aan de wind parallel aan de kust met een slakkegangetje: 2,5 á 3 knopen. Maakt me niet uit, we zeilen! Dan valt de wind weer weg, motor aan, het rotgeluid gaat bij mij door merg en been, gelukkig is er weer wat wind, motor uit, en zo naderen we langzaam ons doel. Het is vroeg in de nacht, de wind trekt opeens behoorlijk aan, als we Linton Bay naderen. Donkere wolken en een frisse wind kondigen aan dat er noodweer aankomt. We moeten nog een uurtje als het losbarst. Het giet en het is pikkedonker. Maar we zijn er bijna, dus het maakt ons niet uit! We varen om Isla Grande heen, letten heel goed op want er zijn hier meerdere rotspunten die onverlicht uit zee steken. We kennen de baai van vorige keer, dus we weten ook dat er middenin de baai een grote onverlichte roestbak voor anker ligt. Daar doemt die al op, met daar achter tientallen ankerlampjes van zeilboten. Als de diepte afneemt tot een meter of vijftien, achter de roestbak, laten we het anker zakken. Die houdt gelijk, we liggen stil en zijn doorweekt, maar we zijn er!
Ik ben doodmoe, van de lange dag maar ook van de spanning of er niks kapot zou gaan, en het gemanage van de beperkte stroom. Dan vallen we in een diepe slaap, heerlijk! De volgende dag tuffen we met Billy naar Choktow. Akko had ons op de AIS aan zien komen in de stromende regen, hij stond standby voor als het mis zou lopen met de schroefas. Echt top, bedankt! De dag erop nemen we de laatste horde en varen we in een half uur op de motor naar Panamarina en dat gaat met weinig toeren goed. Daar liggen we een paar dagen aan een bolletje in een kom midden in het mangrovenbos. Wat een geweldige plek is dit! Ook zien we onze vrienden Kirsten en Norbert van Odine, zie ons vorige blog, het voelt als thuiskomen. Dan is de dag aangebroken dat Catherine op de kant gaat. Het gaat allemaal routineus en professioneel. Eenmaal op de kant, naast Odine, maken we ons klaar voor vertrek naar Nederland. Wat een fantastisch half jaar is dit geweest. Panama heeft ons enorm verrast. Wat een mooi land, een bijzondere cultuur en natuurlijk het Panama kanaal. Terwijl ik dit schrijf giert de wind om ons huis in Rotterdam, de regen klettert tegen de ramen. Karin en ik hebben ons leventje weer helemaal opgepakt, met werk, vrienden en familie, alsof we nooit zijn weggeweest. Maar af en toe kijken we elkaar aan en zeggen dingen als: ‘Ik heb nu al zin in de Pacific!’ of: ‘Wat een rijk leven hebben we toch!’ of: ‘Wat een heerlijk vooruitzicht dat we over een half jaar weer zeilen!’