Mangroven, bergen, happy hours en moeizaam kustzeilen in Panama

Rotterdam, 7 juli 2024

Catherine ligt veilig in een box bij Marina Carenero, een klein haventje tegenover Bocas Town, Panama, als we in de watertaxi stappen. We stuiven volgas naar de overkant, amper een minuut later stappen we weer uit en staan we op de vlonders te wachten op de volgende watertaxi die ons naar Almirantes, op het vasteland, zal brengen. Van daaruit reizen we over land naar Costa Rica. Steeds meer toeristen verzamelen zich, voornamelijk jonge rugzakkers, en even later zitten we op elkaar gepropt, met bagage weggestouwd in de kleine hoekjes van het vaartuig. Lijnen los, wat geschreeuw hier en daar, we tuffen tussen andere bootjes door als opeens de monsterlijke buitenboordmotoren beginnen te brullen. Allemachtig, het lijkt een raketlancering! We planeren in een half uur als een speer naar ons minibusje dat ons naar Costa Rica zal brengen. Een nieuw visum als we terugkeren in Panama, stempeltjes in ons paspoort, daar doen we het voor.

Na een probleemloze reis betrekken we ons onderkomen in Costa Rica. We hebben een lieflijk huisje in het bos nabij Cahuite gehuurd. Prachtig, midden in tropisch woud en tussen brulapen, maar afgelegen aan een onverharde weg zonder vervoer. Dat was misschien toch niet zo’n handige boeking van me, maar als zeilers zijn we gewend om met alle privacy in een baai ons eigen leventje te leiden, dus een lawaaierig kamertje in een drukke guesthouse zagen we niet zitten. De wandeling naar de ingang van het nationale park duurt al een uur en dan begint de route pas. Maar we zijn fitgetraind door de yogaklas in Turtle Cay en de talloze eerdere wandelingen, dus we zijn er klaar voor! We ronden het park, een kleine kaap in de Caribische Zee. De wandeling gaat eerst over een steiger door bos boven drassig land, dan langs de waterlijn. Rond het middaguur ploffen we neer op wit zand en zakken na de meegenomen lunch vredig weg in de droomwereld van een kort dutje.

‘Eric!’ roept Karin opeens. Ik schrik wakker en kijk in de ogen van een nieuwsgierig, nee brutaal, wasbeertje. Die heeft het op onze proviand gemunt. Hij krijgt niets, want dat zou hem verder tam maken, maar wat een lief diertje is dit! Heldere ogen, een lief koppie en mooie vacht. Als we weer wandelen komen we er meer tegen en zien we ook talloze aapjes die ook duidelijk gewend zijn aan de frequente bezoekers van dit park. Tientallen toeristen, die allemaal een ‘unieke’ natuurvakantie in ecologisch paradijs Costa Rica willen ervaren. We realiseren ons dat we twee van de velen zijn. Begrijpelijk en onontkoombaar, maar na een paar dagen Costa Rica missen we een avontuurlijk gevoel. Bovendien missen we onze knusse Catherine. Eerdere plannen om het binnenland in te trekken laten we varen. We boeken de terugreis naar Panama en zitten na vier dagen met een fris visum weer gezellig in de kuip van Catherine.

Pling! Een appje van Sylvie en Patrick, onze vrienden uit Turtle Cay. ‘We zijn over een half uurtje bij jullie!’ Hun fraaie catamaran Croix du Sud knopen we vast aan de steiger, we praten bij, ze moeten wat praktische dingetjes doen en daarna maken we een wandeling op het eiland Carenero. Dit is zo’n fijn stel! Deze korte wandeling vinden ze al prachtig en dankbaar dat ze zijn dat we ze het eiland laten zien! Ze zijn al tig jaar samen en nog steeds gaan ze met elkaar alsof ze twintigers zijn. Het ‘Mon cheri!’  werkt aanstekelijk en Karin en ik kijken elkaar opnieuw in de ogen. Reizen, mensen ontmoeten, het houdt ons een spiegel voor. Die avond lopen we met zijn vieren door de straten van Bocas Town, na enkele cocktails tijdens Happy Hour. Het is gezellig hier!

Sylvie en Patrick doen dezelfde visa run naar Costa Rica. Wij nemen afscheid van Marina Carenero. De uitbaatster Mary is een spraakwaterval, fysiek wat in verval maar verbaal barst ze van de energie. Even uitchecken is er niet bij: dat duurt een klein uur omdat de ene na de andere anekdote verteld moet worden. Ook haalt ze de biografie van Columbus uit de kast, bladert in het boek en wijst op de passage waarin staat dat Columbus hier ergens aan land is gegaan tijdens zijn vierde en laatste reis. Dan gooien we de trossen los en varen een uurtje op de motor de  Hospital Bight in. Een en al onaangetaste mangrove, prachtig.

We hebben het anker amper gezet of daar komt een bootje met heel veel pk’s aangesjeesd. In ons vorige blog schreven we over Jeroen en Danielle, een Nederlands stel dat op Isla Solarte een resort bouwt. Danielle is jarig, ze komen ons ophalen voor een beach party. We checken of het anker goed is ingegraven en dan stappen we aan boord bij het hippe gezelschap. Ongelofelijk leuke frisse aardige slimme vrolijke kleurrijke jonge mensen uit allerlei landen, waar we als oudjes opeens helemaal bij horen, want met een zeilboot de oceaan oversteken is natuurlijk supercool! De Red Frog Beach Club aan het prachtige Red Frog strand is de perfecte loungeplek voor een landerige middag. De rustigste vrouw van het clubje pakt haar ukelele, zingt, ik trommel en tweede-stem wat mee, de muziek verbroedert, we zingen, lachen en hebben kletspraatjes en diepere gesprekken. Het wordt een heerlijke middag met mensen die we een paar uur terug nog niet kenden. Het verbaast ons keer op keer hoe snel je vrienden maakt en ergens thuis kunt voelen!

We gaan ankerop, een half uur varen naar het volgende kommetje: Bahia Honda, hier loopt Hospital Bight dood. Lagen er in de vorige kom drie zeilboten, hier is niemand. Nog meer mangroven met daarachter tropisch woud. Als ik het anker laat zakken roept Karin: ‘dolfijnen!’ Terwijl ik bezig ben met de ankerketting, zwemmen de dolfijnen rond de boot! Prachtig. We liggen er een dag voor anker als we besluiten aan te meren bij het piepkleine Agua Dulce Marina. Maar dan: ‘pling!’ Sylvie en Patrick appen dat ze onderweg zijn. Daar zien we hun mast al boven het gebladerte naderen. Ze ankeren naast ons en na een uitleg van onze plannen gaan ze mee naar Agua Dulce, een paar honderd meter verderop, om vandaaruit met de rugzak af te reizen naar Boquete in de bergen van Panama. Leuk!

Eerst maar eens inchecken bij de marina, niet meer dan een steigertje met plek voor hooguit zes boten. We maken een praatje met de eigenaar, hij stopt ons een bier in de handen, nog een biertje, heel gezellig, zijn vrouw komt erbij, bijzonder vriendelijk allemaal. Totdat het opeens gaat over de volksaard van volkeren buiten Europa en de man met nadruk zegt: ‘I am a racist’. Waarna hij in een monoloog vol racistische clichés  zijn overtuiging opdringt. Karin valt stil. Ik waag een poging de tegenstrijdigheden in zijn verhaal duidelijk te maken, maar hij herhaalt: ‘I am a racist’. Zijn vrouw kijkt beduusd. Het was even gezellig, ze zit hier vrij eenzaam tussen de mangroven, ze is blij dat er weer eens leuke gasten zijn – er was verder niemand – waarmee ze fijn kan praten en dan verpest hij de sfeer met z’n verwerpelijke opvattingen. We laten het erbij.

De volgende dag zitten we weer in dezelfde raketboot naar Almirantes en pakken vandaaruit de minibus naar Boquete. We kronkelen de bergen in, het klimaat verandert, veel regen, de temperatuur daalt. ‘It’s so beautiful over there!’ had onze opstapper Laiba (vorige blog) ons beloofd, en ze heeft gelijk.  Als we uitstappen in Boquete ruiken we de gezonde berg- en boslucht, de latino’s zien er anders uit, provinciaals, en we zien ruiters op paarden. De inheemse mensen zijn kleurrijk, maar het is een ander volk dan de Guna’s van San Blas. We betrekken het door Jeroen en Danielle aanbevolen hotel en ’s avonds zitten we gezellig te eten met Sylvie en Patrick. We maken een plan voor de komende dagen: wandelingen door het bos naar watervallen en ’s avonds relaxen met een wijntje en gezellig ouwehoeren.

Na vier dagen in de bergen zijn we terug op onze boten. Het verblijf bij de racist voelt ongemakkelijk dus we vertrekken de volgende dag.  Op de kaart, vlakbij, hebben we een smalle en ondiepe doorgang ontdekt tussen Isla Bastimentos, het grootste eiland van de Bocas, en Isla Solarte, waar Jeroen en Danielle hun resort bouwen. We tuffen er eerst met de bijboot van Croix du Sud doorheen, doen op de ondiepste plekken peilingen en concluderen dan dat het wel goed zit: ondiepste plek is drie meter, terwijl wij anderhalf steken. We zijn voorzichtig en ook beetje nerveus, bekennen we aan Sylvie en Patrick, gezien onze ervaring bij Sint Maarten. Daarover pratend komen ook zij met minder leuke ervaringen tijdens de reis. Ze hebben behoorlijk wat pech en schade gehad, maar ook geluk, want alles is steeds goed afgelopen: rompschade in een jachthaven, verkeerd uitgevoerde reparaties, gebroken tuigage (net als wij op onze oceaanoversteek). Ze hebben twee keer problemen gehad met orca’s. Dat liep maar net goed af: de eerste keer werden ze door schade aan de roeren onbestuurbaar en kwam de kustwacht te hulp. Een paar maanden later werden ze opnieuw aangevallen. Toen startte Patrick de motor en tegen alle gangbare adviezen in gaf hij vol gas en bleven de orca’s op afstand. Met andere woorden, met alles wat fout kan gaan begrijpen we elkaars onzekerheden en voorzichtigheid.

Dankzij de peilingen gaan we zonder vrees de fraaie doorgang in. Aan het eind is het slingeren tussen de ondieptes en over de baai uitgestrooide mangroveneilandjes, maar dan naderen we onze volgende ankerplaats: een paradijselijk stille plek met louter mangroven en water als een tafellaken zo glad. Een magische ankerplaats!

We hebben het heerlijk. Maar als we op de kalender kijken trekken we de conclusie: we moeten verder. We hebben nog maar twee weken voordat we in Panamarina op de kant gaan en een kleine week daarna, 7 mei, vliegen we naar huis. We varen naar Bocas Town, gaan voor anker, doen inkopen en doen ons met z’n vieren nog eenmaal tegoed aan de cocktails tijdens het Happy Hour bij Tequila Republic. We nemen afscheid van Sylvie en Patrick en spreken af elkaar deze zomer te ontmoeten bij hun huis in Bretagne.

Dan zijn we weer met z’n tweetjes op Catherine. Dat is even wennen na afscheid van een mooie plek en nieuwe vrienden. We zetten de knop om. Ik haal met bijboot Billy water en diesel bij de marina van Bocas. Ook vind ik een hutje aan het water – hier staat bijna alles op palen in het water – waar ze benzine verkopen voor Suzy, de motor van Billy. Karin heeft Catherine opgeruimd en we kunnen gaan. We besluiten nog één dag naar een volgende baai te gaan, een uur varen op de motor. Daar liggen we in de volgende prachtbaai, helemaal alleen, tussen mangroven, roofvogels cirkelen hoog in de lucht, af en toe vaart er een bootje langs van het nabijgelegen wetenschappelijk onderzoekscentrum. Hier en daar liggen boeitjes: hier onderzoeken biologen de groei van koralen. Verder is het de zoveelste schitterende ankerplaats. Vervelen gaat dit nooit, we blijven ons verwonderen over hoe mooi het hier is. Panama heeft ons echt verrast!

De laatste week willen we doorbrengen in de San Blas. Nog even genieten van de palmbomen, witte stranden, de gastvrijheid van Ibin’s restaurant, temidden Guna’s en hun cultuur. De tocht erheen is niet prettig. De eerste dag gaat nog wel, maar daarna valt de wind weg. Motoren is lastig met onze versleten schroefaslager. Af en toe horen we zorgelijke geluiden, ik draai zo weinig mogelijk toeren. Ander probleem: de accu’s zijn compleet naar z’n grootje. Overdag gaat het nog wel, met de energie van de zon, maar in de nacht lopen de accu’s snel leeg en is het behelpen. De startaccu is oké en die moet na zonsondergang bijspringen om de navigatieapparatuur werkend te houden. De tweede dag, als we half zeilend, half motorend tussen ondieptes laveren, verschijnt er een waarschuwing op het scherm en gaat het AIS-alarm af. Ramkoers! We naderen een zeilboot die ons bekend voorkomt. Huh? Ik check de AIS en ja hoor: Liza en Akko van Choktow, die we hebben leren kennen op Trinidad en voor het laatst op Curaçao hebben gezien. Wat een toeval! We kletsen wat over de marifoon en wensen hen een behouden vaart met de wind mee, terwijl wij verder aanmodderen tegen de wind in en met een gemankeerde aandrijving. Het is ‘schipperen’, maar aan het eind van de dag gaan we gelukkig voor anker bij Banedup.

Die schroefas is echt zorgelijk. Hopelijk is er niets beschadigd. Ik kijk bij de motor en check onder water, maar alles lijkt ok, behalve dan de speling tussen as en houder: versleten lager. Niks krom, verbogen of gescheurd. Samen met de kapotte accu’s is Catherine een gemankeerde boot. Maar goed dat we volgende week het water uitgaan. De zorgen zijn voor morgen, in dit geval volgende week, dus we nemen het er nog even van. Uit eten bij Ibin, luieren, lezen, zwemmen, relaxen. Ibin is bezig z’n restaurant uit te breiden, hopelijk voor hem wordt het een succes. Met zijn restaurant helpt hij familie aan werk en inkomen. Ook besteedt hij een deel van de winst aan kinderen en de school in Carti, het belangrijkste plaatsje in San Blas. Ibin is echt een goeie vent.

Dan is het zover: we gaan naar Linton, naar de werf Panamarina waar Catherine op de kant gaat. We gaan ankerop en varen de baai uit. Dan maakt de as alarmerende geluiden. Brrr. Als de ondieptes achter ons liggen zetten we de motor uit en ik spring in het water. Toch zie ik niks. Ik vermoed dat de as soms in een eigentrilling terecht komt binnen het uitgesleten lager. Als we weer varen speel ik wat met het toerental en lijk ik daarmee te kunnen voorkomen dat de schroefas in trilling raakt. Maar ik zie enorm op tegen het komende etmaal. Trok de wind maar een beetje aan, dan kunnen we zeilen en kan de motor uit…

Bij het verlaten van San Blas eilanden proberen we het met 7 knopen wind. Maar laverend tegen de wind in, en wat stroom tegen komen we na twee slagen op hetzelfde punt uit. Motor aan. Weer dat alarmerende geluid. Spelen met het toerental.  Komt dit wel goed? De knoop in mijn buik verraadt dat ik me grote zorgen maak.  ‘Kunnen we niet beter terug gaan naar Banedup?’, oppert Karin. ‘Nee, want daar kunnen we niks en zijn we verder van huis. De boot moet gewoon op de kant voor reparatie en dat kan in Panamarina bij Linton Bay. Het beste is door te varen en hopen dat de wind zoals voorspeld aantrekt.’ Mijn gebeden worden verhoord. Daar is een briesje, we kabbelen hoog aan de wind parallel aan de kust met een slakkegangetje: 2,5 á 3 knopen. Maakt me niet uit, we zeilen! Dan valt de wind weer weg, motor aan, het rotgeluid gaat bij mij door merg en been, gelukkig is er weer wat wind, motor uit, en zo naderen we langzaam ons doel. Het is vroeg in de nacht, de wind trekt opeens behoorlijk aan, als we Linton Bay naderen. Donkere wolken en een frisse wind kondigen aan dat er noodweer aankomt. We moeten nog een uurtje als het losbarst. Het giet en het is pikkedonker. Maar we zijn er bijna, dus het maakt ons niet uit! We varen om Isla Grande heen, letten heel goed op want er zijn hier meerdere rotspunten die onverlicht uit zee steken. We kennen de baai van vorige keer, dus we weten ook dat er middenin de baai een grote onverlichte roestbak voor anker ligt. Daar doemt die al op, met daar achter tientallen ankerlampjes van zeilboten. Als de diepte afneemt tot een meter of vijftien, achter de roestbak, laten we het anker zakken. Die houdt gelijk, we liggen stil en zijn doorweekt, maar we zijn er!

Ik ben doodmoe, van de lange dag maar ook van de spanning of er niks kapot zou gaan, en het gemanage van de beperkte stroom. Dan vallen we in een diepe slaap, heerlijk! De volgende dag tuffen we met Billy naar Choktow. Akko had ons op de AIS aan zien komen in de stromende regen, hij stond standby voor als het mis zou lopen met de schroefas. Echt top, bedankt! De dag erop nemen we de laatste horde en varen we in een half uur op de motor naar Panamarina en dat gaat met weinig toeren goed. Daar liggen we een paar dagen aan een bolletje in een kom midden in het mangrovenbos. Wat een geweldige plek is dit! Ook zien we onze vrienden Kirsten en Norbert van Odine, zie ons vorige blog, het voelt als thuiskomen. Dan is de dag aangebroken dat Catherine op de kant gaat. Het gaat allemaal routineus en professioneel. Eenmaal op de kant, naast Odine, maken we ons klaar voor vertrek naar Nederland. Wat een fantastisch half jaar is dit geweest. Panama heeft ons enorm verrast. Wat een mooi land, een bijzondere cultuur en natuurlijk het Panama kanaal. Terwijl ik dit schrijf giert de wind om ons huis in Rotterdam, de regen klettert tegen de ramen. Karin en ik hebben ons leventje weer helemaal opgepakt, met werk, vrienden en familie, alsof we nooit zijn weggeweest. Maar af en toe kijken we elkaar aan en zeggen dingen als: ‘Ik heb nu al zin in de Pacific!’ of: ‘Wat een rijk leven hebben we toch!’ of: ‘Wat een heerlijk vooruitzicht dat we over een half jaar weer zeilen!’

 

 

 

 

Cool in Panamama

Bocas, 22 maart 2024

We laten de San Blas achter ons – met moeite! Want hoe verleidelijk is het om hier te blijven. We zeilen de oceaan over, op zoek naar paradijselijke plekken, hebben die hier gevonden, dus waarom weggaan? Wat heeft het voor zin? Wat verwachten we nog meer te vinden, moet het nog mooier, leuker, gezelliger, de koraalriffen nog meer ongeschonden? Het aanstaande vertrek uit San Blas leidde tot gesprekken over wat reizen eigenlijk inhoudt en waarom we het doen. Het antwoord: omdat we onverwachte dingen meemaken, nieuwe situaties tegenkomen, ervan genieten en leren, we dagen onszelf uit, laten ons verrassen, leren nieuwe mensen kennen. Elke dag is anders. We hebben reizend het gevoel dat we LEVEN. Dus we vertrekken uit San Blas.

We prikken een bestemming: Turtle Cay Marina. Na een dag zeilen op een bokkige zee varen we de nog bokkiger baai binnen: aan weerszijden ondieptes waar de golven op breken, koraal waar we ver van willen blijven. Maar het is krap! Een boeitje bevestigt dat we in goed vaarwater zitten, de baai vernauwt tot een smalle trechter. We hobbelen tussen witte koppen richting het vuurtorentje op een strekdam. Oei, wat is de entree tot de haven smal, de deining rolt naar binnen, en volgens de kaart is het maar 3 meter diep. Dat blijkt volgens de dieptemeter 2,9 te zijn, als we eenmaal in het kanaaltje zijn. De mensen van het restaurant zien ons arriveren, ze zwaaien, dat voelt als een warm welkom in deze kleine haven middenin de jungle. Havenmeester Lubrano komt aangehuppeld en begeleidt ons naar de ligplaats. Dan gaat de motor uit. We kijken om ons heen: de omgeving groen, hoge bomen, een tiental zeilboten, we zien verder niemand. Stilte.

Dan horen we wat geritsel in de bomen aan de overkant. ‘Kijk, apen!’, zegt Karin, die opeens een stuk enthousiaster klinkt dan op de onrustige zee. De dagen erop blijkt Turtle Cay een hartverwarmende plek. We maken kennis met andere zeilers en worden uitgenodigd door het yoga- en sportgroepje. Wat een lieve mensen! We maken ook wandelingen, die uitnodigen tot goede gesprekken. Bijvoorbeeld met Melinda, die net als wij haar dierenliefde niet alleen belijdt naar haar huisdieren, maar consequenter wil zijn, zich het welzijn van alle dieren aantrekt, juist van landbouwhuisdieren, en daarom net als wij vegetariër is geworden. Ze zet zich in voor natuurbehoud en het dierenasiel in haar buurt in North Carolina. We wandelen ook met Sarah, 75 jaar en zo fit als een gezonde 40-jarige. Een inspirerend voorbeeld! De wandeling gaat dwars door het tropisch woud, met slangen en talloze vogels en andere dieren die we niet zien maar er wel zijn. Yogajuf Sylvie en sportjuf Agnes doen het geweldig, ze creëren een fijne sfeer, rekening houdend met de soms stramme zeilers. Op een dag komt de wildernis de marina in: er hangt een luiaard aan de steiger. Als het lieve dier in het water valt, helpen zeilers het aan een touw omhoog en brengen het naar een boom, waar het geschrokken beestje tot rust kan komen. De vacht van het dier is een ecosysteem op zich, lees ik die avond in de kuip. Flarden kennis van mijn biologiestudie borrelen boven en geïnspireerd pak ik er maar weer eens een lijvig zoölogieboek uit m’n studietijd bij.

We appen met André en Rolf, zeilvrienden uit San Blas. We gaan met hun boot Rebel Rebel mee door het Panama Kanaal om ze te helpen met de lijnen in de sluizen. We pakken een taxi naar de haven van Colon, twee uur rijden, maar halverwege blijkt de chauffeur geen idee te hebben waar hij naartoe moet. ‘Shelter Bay Marina. Colon.’ Duidelijk toch. ‘Que?’ Hij verstaat het niet, begrijpt het niet, kan ook niet lezen en Google maps blijkt voor hem een noviteit waar hij niet mee overweg kan. Tussendoor rochelt hij zijn fluimen uit het raam en kijkt emotieloos voor zich uit. Gezellig tochtje! Het laatste uur wijs ik hem naar alle afslagen en dan arriveren we bij Rebel Rebel. Diezelfde nacht start André om half drie de motor, we varen de baai in richting sluizen, de ‘advisor’ stapt op: hij loodst ons de komende dag door het kanaal. Het zit tegen, het zeeschip dat wij zouden volgen heeft motorpech. We moeten wachten op de volgende mogelijkheid, waardoor het hele schema vertraging oploopt en we halverwege moeten overnachten. Niet erg, want het is gezellig aan boord, ook met de andere ‘linehandlers’ Paul en Meriam. Bovendien is het Gatunmeer prachtig. Aan de oever zien we een krokodil. Toch nemen Karin en André een duik. Brrr, mij niet gezien! Depassage door het Panama Kanaal is een geweldige ervaring. Als de laatste sluisdeur opengaat varen we de Stille Oceaan op. Spectaculair! Ik ben behoorlijk verrast en aangenaam verbaasd als Karin later zegt: ‘Laten wij dit ook gaan doen, door het kanaal, de Pacific op, richting Australië.’ Oké! Wanneer? ‘Volgend jaar.’ Deal! Voor mij komt daarmee een vurige wens uit, Karin is er langzaamaan naartoe gegroeid. Er zullen dus nog vele blogs volgen.

We brengen een kleine week door in Panama City, megapool in dit kleine Centraal Amerikaanse land. Voormalige politieke achtertuin van de VS, huidig vakantieoord voor welgestelden en kanaaltoeristen en in Nederland opnieuw bekend door de Panama Papers. In Panama City hangt het geld te wapperen aan de enorme hoogbouw. ’s Avonds brandt vrijwel nergens licht, de appartementen zijn onbewoond. Brievenbusfirma’s? Zwart geld dumpplekken? Belastingvrije vakantieappartementen? Verder vinden we Panama City heel aangenaam. We laven ons aan de moderne menu’s van trendy restaurants en eten eigenlijk het lekkerst in traditionele eethuisjes, genieten van de gerestaureerde oude binnenstad en van de musea. En dan bekruipt ons het gevoel: we willen terug naar Catherine, ons drijvende huisje, knus onderkomen en geweldig vervoermiddel waarmee we de meest afgelegen plekken kunnen aandoen.

In Turtle Cay hervatten we ons gezonde leventje met het sportgroepje, wetende dat het moment komt dat we vertrekken. Dag allemaal, nieuwe vrienden, wellicht tot een volgende keer! Twee uur later liggen we om het hoekje, in de baai van Puerto Lindo. Hier laten we onze gasflessen vullen – altijd een dingetje, de Nederlandse aansluiting stuit overal op problemen tijdens het bijvullen, maar altijd is er een oplossing of handig adresje. Dit keer is dat Hans van Casa X, een charmante zeilersstek die toch een beetje op z’n retour lijkt. Hans is een gouden gozer uit Delft die hier al een kwart eeuw de zeilers verwelkomt. We eten er een paar keer met Norbert en Kerstin, vrienden uit San Blas. Ze hangen rond in de baai, hebben allerlei dynamo-gerelateerde problemen op te lossen, voordat ze verder kunnen. We proberen ze een beetje op te vrolijken en even de gedachtes weg te halen van elektrische vraagstukken en moeilijk verkrijgbare onderdelen die uit andere landen moeten worden aangevlogen. Wij brengen ons kapotte zeilhuik naar de zeilmaker in Panamarina, waar we in mei onze boot op de kant zullen zetten, waarna we een half jaar naar Nederland komen. Als we dan ook de watertanks hebben bijgevuld is het tijd om naar Portobelo te zeilen.

Wat een baai! Ruim, perfect beschut, omringd door bos en mangroven, met aan de ene kant een fort en aan de andere kant nog een fort met het plaatsje Portobelo. De Spanjaarden maakten dit tot hun voornaamste uitvoerhaven tijdens de hoogtijdagen van de koloniale uitbuiting. Pakken wat je pakken kan en exporteren naar huis. Hebben we arbeiders nodig? Hup, laat de slaven maar komen. Wat nu een lieflijk, fraai gerestaureerd plaatsje is, was toen een bruisend handelscentrum, geleid door een meedogenloos regime. Dit soort plekken zijn we vaak tegengekomen in de Cariben: slavenhandel-hub Sint Eustatius, de plantages in Suriname, op Martinique, Guadeloupe en al die andere eilanden. Het ziet er zo vredig en mooi uit, maar de geschiedenis is doordrenkt met bloed en ellende. Hopelijk hebben we ervan geleerd, denk ik als ik ’s avonds in de kuip lees over de laatste verschrikkingen in Gaza. Karin ligt te lezen in de hut. Daar zit ik dan, hoofdschuddend in de donkere avond, me in mijn eentje zorgen makend over de wereldproblematiek en al dat menselijk leed. Alleen de gedachte dat zoveel andere mensen zich ook druk en zorgen maken werkt een beetje troostend.

We varen met Billy diep de mangroven in, tot we niet verder kunnen en bijna klem zitten tussen de wortels. Er is niemand en alles is verrassend schoon, zonder plasticvervuiling. Op de weg terug, als we geluiden in de boomtoppen horen, zet ik de motor af. Een paar minuten houden we ons stil. Het geluid van brekende takken en ritselend gebladerte komt dichterbij. Dan staan we oog in oog met een familie apen. Eentje komt op ons af, op enkele meters afstand kijken we elkaar in de ogen, en dan rent het beestje weg, het bos in met z’n troep. Later lees ik dat het witschouderkapucijnapen waren.

Als we die avond in het stadje een echte Italiaanse pizza eten maken we kennis met twee ontzettend leuke jonge vrouwen. Ze hebben elkaar reizend leren kennen in Mexico en zijn nu hier. De een vertrekt morgen, de ander, de Londense Laiba, werkt tegen kost en inwoning bij de pizzabakker. Ze zijn open, intelligent, vrolijk. Twee avonden later – de avond voor vertrek naar Bocas – eten we er weer maar de sfeer is niet best. Laiba kijkt met betraande ogen uit over de baai. Karin vraagt of het een beetje gaat. Dan gaat alles snel. Laiba loopt leeg over hoe onaardig de pizzabakker tegen haar doet. Ze vraagt ons advies. Weggaan of blijven? Ze besluit weg te gaan. Karin en ik hebben aan een blik genoeg en bieden haar aan mee te zeilen naar Bocas. Ze haalt haar tas en als de pizzabakker dit hoort barst de bom. Een vijandige monoloog aan de bar tijdens het afrekenen, ik probeer hem nog te laten dimmen, ze is immers nog zo jong, er volgt een scheldpartij op het steigertje, de man verliest zijn controle en ten overstaande van z’n clientèle maakt hij zich onmogelijk. Laiba’s hele generatie deugt niet en alle jongeren zijn egoïsten. Als we op de boot zijn maken we een bedje klaar voor Laiba, praten wat na, ze leegt haar hart, is dankbaar, terwijl ik alvast begin aan het vaarklaar maken van Catherine. Want we vertrekken bij dageraad. Voor het slapengaan is de spanning uit de lucht en lachen we om het hele gebeuren. Wat een scène! ‘You saved my life!’

De wekker gaat als het nog donker is. Ik check de laatste windvoorspelling. Net genoeg wind om te zeilen, maar nu, in de baai, is het nog volledig windstil. Na de noodzakelijke kopjes thee en koffie varen we in de ochtendschemering de baai uit. We passeren een geankerd superjacht waar we eerder mee in de sluizen van het Panamakanaal hebben gelegen, grappig toch? De reis naar Bocas is 160 zeemijl, met weinig wind wordt het nog afwachten of we de volgende dag op ETA-tijd 17.30 uur aankomen als het nog licht is. Ik heb geen zin om in het donker te gaan ankeren. We gaan het zien. De eerste twee uur is het windstil en moteren we. Daarna is er 9 à 10 knopen wind, genoeg om de zeilen te vullen. Catherine haalt met moeite 4 à 4,5 knopen. Als de wind naar 12 knopen gaat halen we 5 knopen. Prima, zo gaan we lekker. Laiba, Karin en ik kletsen honderduit, we lachen om de toestand van gister en tasten af hoe we over van alles denken. Er blijkt een geweldige klik ondanks 40 jaar leeftijdsverschil. Zowel Karin als Laiba worden wel een beetje katterig en trekken zich terug. Ik geniet van de rustige zee. ’s Avonds trekt de wind verder aan. Karin en ik improviseren een beetje met de wachten. Toch maar een rifje voor de nacht als de wind naar 17, 18 knopen gaat. Laiba komt er rond drie uur bij zitten en geniet van de sterrenhemel. ‘This is an amazing experience’, zegt ze na een tijdje. De algen lichten op in het kielzog: ‘Wow, so beautiful!’, roept Laiba uit. Door haar jonge ogen zie ik opnieuw hoe bijzonder dit is, zeezeilen bij nacht, terwijl het na talloze nachten op zee zo gewoon voelt. De volgende dag kabbelt voorbij, de meiden slapen veel, met als hoogtepunt mijn pastaschotel. Dan naderen we Bocas en varen om half zes, exact volgens de ETA!, de baai van Bastimentos in. Na het ankerbiertje duikt Laiba de keuken in, ze leert Karin hoe je een echte Pakistaanse curry maakt, zoals ze dat van haar moeder heeft geleerd. Ik geniet na in de kuip van de prachtige overtocht en het vrolijke gekeuvel van Laiba en Karin in de kombuis. Waar hebben ze het allemaal over? Relaties, reizen, je relatie tot familie, opgroeien in een multiculturele omgeving, hedendaags drugsgebruik, vrienden, uitgaan, irritante boomers, muziek, klimaat, milieu, lhbti, woke zijn, verantwoord leven, niet wegkijken. ‘How can one not be curious?’ Helemaal mee eens! Wonderlijk hoe het soms kan klikken met mensen, op de meest onverwachte momenten. Openheid en wederzijdse oprechte belangstelling zijn denk ik het geheim. Leeftijd maakt blijkbaar niet uit, merk ik op. ‘No of course not. Because you guys are cool as f*ck!’

De dag erop nemen we afscheid van Laiba met de afspraak dat we elkaar snel weer zien voor een drankje in Bocas Town. We brengen een bezoek aan vrienden van onze kinderen, Jeroen en Danielle. Aan de overkant, op Isla Solarte, zijn ze bezig om een resort uit de grond te stampen. We tuffen er in de miezerregen heen met onze Billy en maken kennis met dit jonge, gastvrije stel. Een prachtige tuin, terrassen, aangelegde verharde weggetjes, nieuw te bouwen kamers, bar, keukens. Ik voel me opeens als doe-het-zelver aan ons oude pandje in Rotterdam West een enorme amateur als ik zie wat zij voor elkaar krijgen. Indrukwekkend! Karin relativeert: ‘Joh, je kunt jezelf niet met Jeroen vergelijken, hij is professional.’ Het is supergezellig met hun en we spreken af elkaar nog een keer te treffen.

Op Isla Bastimentos trekken Karin en ik erop uit. Ik heb op de app NoForeignland een mooie wandelroute gezien. Het ziet er uitnodigend uit, maar als we na een half uur het eerste spinnenweb in ons gezicht krijgen, met een dikke vette spin in het midden, blijkt dat deze route niet meer in gebruik is. Ontelbare spinnenwebben volgen, het pad onduidelijker. We kruipen onder een prikkeldraad door, gelukkig kunnen we via de gps vasthouden aan de route, zelfs als het pad helemaal verdwenen is. We glibberen en glijden over de hellingen, dan zien we een piepklein gespikkeld rood kikkertje wegspringen. Het is de endemische kikkersoort die alleen op dit eiland voorkomt. Daarom heb je hier Red Frog Beach, Red Frog Marina, Red Frog Restaurant. Het gebied is beschermd natuurgebied voor deze kikker. We zien er nog enkele wegspringen. Dan passeren we een groot stuk oud ijzer: een omgevallen lichtbaken. Na anderhalf uur ploeteren, bereiken we de kust. Het pad is daar net zo glad en onduidelijk, maar dan lopen we op het stille strand en nemen we een welverdiende duik. Heerlijk! Via de gangbare route lopen we terug naar het dorp, we kloppen de modder van onze kleding, Karin slaat een doek om. We zijn net toonbaar genoeg om in het eethuis aan de kade een lokaal gevangen visje te eten. Vanaf het terras kijken we uit over de pier waar de watertaxi’s komen en gaan. Bouwvakkers sjouwen op blote voeten hun bouwmaterialen uit een bootje het dorp in. Schoolkinderen in uniform zitten op kleurrijke bankjes, ze hangen rustigjes een beetje rond. De bouwvakker, een boom van een kerel, begint opeens te schreeuwen en te lachen, andere mannen lachen mee, we snappen niet waarom, verstaan alleen dat het over Balbao bier gaat, hetzelfde bier dat wij ook gulzig achteroverslaan na onze pittige wandeling in de tropenhitte. We maken een leuk praatje met de vriendelijke uitbaatster. Zo maken we deel uit van een vredig dorpstafereel en voelen we hier ons helemaal thuis. Het eten is heerlijk. M’n met zweet doordrenkte petje ligt naast me op een stoel. Wherever we lay our hat, that’s our home!

Eric

P.s Ons Panamese visum loopt af. We gaan met de rugzak naar Costa Rica, maken daar een korte reis, en hebben dan bij terugkomst in Bocas een nieuw visum. Wordt vervolgd.

Groetjes!

 

Helder licht in de duisternis

                                 28 januari 2024, Esnasdup, San Blas, Panama

Het is al weken onrustig voor de kust van Colombia, bij de beruchte kaap van Baranquilla. Daar moeten we omheen als we, vanuit Curaçao, Santa Marta of Cartagena willen aandoen. Meer smaken zijn er niet aan de noordkust van Colombia. Andere zeilers in de haven, die naar Panama gaan, kijken ook dagelijks naar de voorspellingen, in afwachting van een weer- en windgaatje. Ook zij vrezen Baranquilla. Achter die kaap reist Pico Cristobal vanaf de kust omhoog naar meer dan 5000 meter, met val- en rukwinden tot gevolg die ver in de Caribische Zee de zeilers lastigvallen. Want het is algemeen bekend dat het daar altijd 10 knopen harder waait dan de voorspellingen. 30 knopen is nog te doen, maar als je 40 kan verwachten dan rest maar een optie: wachten. 40 kan immers zomaar 50 zijn en dat is zware storm met metershoge golven. Nee dank u! En als het maar hard blijft waaien bij Baranquilla, week na week, puilt de haven van Curaçao Marine Zone aan het Schottegat behoorlijk uit. Alle boxen zijn bezet, de aanlegsteigers voor passanten ook en daar liggen boten soms dubbel in het kleine haventje.

Karin, Liselot en ik houden een beraadslaging. Liselot’s tijd is beperkt, ze wordt knorrig van het wachten, en San Blas in Panama wil zij sowieso zien. Panama én Colombia aandoen is niet realistisch meer. We besluiten Colombia over te slaan en bij een windgat direct naar Panama te zeilen. In de tussentijd hebben we het ontzettend fijn in Curaçao. Deze ‘rots der struikeling’, zoals mijn geliefde auteur wijlen Boelie van Leeuwen zijn eiland noemde, heeft ons aangenaam verrast. Een potpourri van culturele invloeden, vermengd met een flink portie toerisme, maakt Curaçao tot een veelzijdig eiland. We gaan het in dit opgewekte blog niet hebben over de minpunten (aftakelend koraal, grote cruiseschepen, vervuiling, armoede, corruptie enz), maar roemen de fijne dingen. Vriendelijke vrolijke mensen. Dushi! Snorkelen! Fijne terrassen aan zee. We doen een opfris-duikcursus en duiken daarna een paar keer. De Christoffelberg beklimmen. De Tafelberg idem. Wandelen bij Sint Jorisbaai terwijl Liselot met haar kite over de baai scheert. En ’s avonds een biertje op de boot, in een bar of onder de palapa in de haven.

Karin maakt vrijwel dagelijks lange ochtendwandelingen in Willemstad, terwijl ik het gevecht aanga met die eeuwige kluslijst. Nieuwe gasleiding: ik heb acht winkels bezocht eer ik de juiste koppelstukjes heb gevonden. Dieselonderhoud, alle filters had ik in meervoud meegenomen uit Nederland. Windvaan smeren, kapot zonnepaneel vervangen, haperende navigatie-instrumenten aan de gang krijgen, navigatieverlichting repareren. Alles wat draait of scharniert toont kwaaltjes of piept op z’n minst, want het fijne stof in de lucht zit in alle lagers en kieren. Om die reden heb ik de windmolen niet gefixeerd tijdens onze afwezigheid, al

DCIM100GOPROGOPR0480.JPG

draaiend houdt hij zichzelf schoon. Al het werk aan het onderwaterschip hebben we de eerste zes weken gedaan, toen Catherine op de kant stond. De zeilen zitten er inmiddels ook op. We zijn vertrekklaar als het windgat zich eindelijk aandient.

Na een laatste barbecue op de werf nemen we afscheid van de achterblijvende boten. Het was zó gezellig daar! Ik start de motor, vele hulpvaardige handen helpen ons de krappe box uit. Zwaaien, toeteren, het gaat jullie goed! Achter ons gooien ook Sabali en Coral Moon van onze vrienden Mark en Donna de trossen los. Morgen volgen Kujira en Rare Breed. Bestemming: San Blas, Panama. We tuffen met z’n drieën onder de hoge Julianabrug door, waar we met Liselot’s auto zo vaak overheen zijn gereden. Stuurboord ligt Otrabanda, bakboord Punda, als de motor van de Pondjesbrug wordt opgestart en de drijvende brug voor ons open scharniert. Erachter, in de monding van de baai, klotst het. Gedrieën leggen we onszelf op zee in de wind en hijsen de zeilen. Dan zeilen we voor de wind en een paar uur later ankeren we alweer in de baai van Santa Krus. We gaan nog even snorkelen en in het water wensen de drie boten elkaar een behouden vaart naar Panama. Morgenochtend beginnen we van hieruit onze vier- a vijfdaagse tocht naar San Blas: ongeveer 700 zeemijlen, 1300 kilometer. We gaan er even goed voor zitten!

Allemachtig, wat gaan we hard! We hadden gerekend op een beetje stroom mee, maar gaan als de brandweer. 10 knopen, 18,5 km per uur, een fietser zou aan moeten zetten om ons bij te houden. Zo stormen we de eerste dag op de San Blas af. Coral Moon, een slag groter, gaat nog sneller en verdwijnt in de middag achter de horizon. Sabali, iets eerder vertrokken, horen we nog even op de marifoon, maar is ook uit zicht. Dan zijn we alleen op de Caribische Zee, geen vrienden om ons heen, de komende dagen staan Karin, Liselot en ik er alleen voor. De tweede dag vallen we terug tot onze reguliere vaart: 5,5 a 6 knopen. Het is prachtig zeilweer, de sfeer is ontspannen. We hebben voor drie dagen vooruit gekookt en de pasta bolognese, risotto funghi en pompoensoep is diepgevroren in de vriezer op de werf. ‘Wat zullen we eten?’ is het favoriete gespreksonderwerp, gevolgd door een beoordeling van de maaltijd, die telkens positief uitpakt: ‘Mmm het was heerlijk!’ Gevolgd door een verbeterpuntje: ‘Volgende keer iets meer champignons’. Zo ontspannen kan zeezeilen zijn. Ook de derde dag gaat het op z’n boerenfluitjes met zo’n 15 a 20 knopen wind, 4 á 5 Beaufort, de goede kant op. Wel zien we een paar keer enorme boomstammen en stronken drijven, afkomstig uit het Colombiaanse regenwoud, meegesleurd door de brede Rio Magdalena bij Baranquilla. We hebben geluk nodig om daar niet tegen aan de varen. Vooral ’s nachts. Tijdens mijn wacht, vroeg in de derde nacht, zie ik aan bakboord de weerlichten die vanachter de horizon de bewolking verlicht. Blij dat we daar niet zijn.

De vierde dag neemt de wind af, we zetten een tijd de motor bij als aan het eind van de middag de wind als een zuchtje  terugkeert. Tegen mijn gewoonte in zeilen we ongereefd de avond in. Karin houdt wacht en Liselot en ik gaan slapen, als de dunne sikkel van de wassende maan achter de horizon schuift.

Wie trekt er aan m’n been? Wie maakt me wakker uit deze diepe slaap? ‘Eric, de wind trekt aan, wakker worden!’ Ik brom wat over een verstoorde droom. ‘Kom, we moeten reven!’ Ik keer terug in de werkelijkheid, hoor de wind suizen in het wand en voel dat Catherine te veel helling maakt. Reddingsvest aan en in een oogwenk sta ik paraat in de kuip. Twintig plus knopen, 5 á 6 Beaufort, niks aan de hand, maar een rif zeilt veel comfortabeler met minder druk op het roer. Het fijne van Catherine is dat alle lijnen in de kuip te bedienen zijn, en dat is wel zo veilig. Zeker nu in het pikkedonker. In een kwartiertje hebben we samen het klusje geklaard. Het zeilt beter, maar de zee is onrustig, rommeliger dan eerder. Later, tijdens mijn wacht en daarna die van Liselot, blaast de wind met 25-30 knopen, uitschieters daarboven. 7 Beaufort. Als het licht wordt kijken Liselot en ik bij de wisseling van de wacht naar de zee: chaos. Golven van alle kanten, ze klotsen tegen elkaar op, ze lijken tegen elkaar op te bieden; ik ben lekker hoger dan jij! En hoog zijn ze. Karin schat ze op vijf meter, ik hou het op vier, maar het voelt als zes. Als Catherine in een golfdal ligt, kijken we omhoog tegen de watermassa aan. Indrukwekkend ja, dit hebben we de laatste keer meegemaakt in 2019, toen we vanuit Lissabon naar Porto SantoLissabon naar Porto Santo zeilden. Catherine, bescheiden scheepje, kan het makkelijk hebben, maar vermoeiend is het wel.

Overdag blijft het flink waaien en de zee blijft irritant onregelmatig en hoog. Weer een boomstronk, op enkele tientallen meters afstand. Dan maakt Catherine opeens een zwieper, we houden ons vast. Al snel pakt Catherine de draad weer op. Later kwakt er een enorme plens water tegen de buiskap: waar kwam die golf opeens vandaan? Af en toe wordt Catherine opgetild door een heel steile golf; dan weet ik dat vlak erna, als het water onder de boot wegrolt, ze de grip op het water verliest, alsof ze los komt, flink helling maakt, oploeft en even van haar koers afwijkt. En zo werken we ons de hele dag in deze zware zee naar San Blas, wetend dat bij aankomst de volgende uitdaging wacht. Want we komen ’s nachts aan in een met riffen en ondieptes vergeven gebied. Of we moeten zes uur bijliggen, vertragen en de volgende ochtend aankomen, maar we zijn eensgezind: nee. We zetten koers naar Hollandes Cays, een plukje eilanden, buitenpost van San Blas. Ja, onze maritieme geschiedenis, gevoed door de ooit bejubelde VOC-mentaliteit, achtervolgt ons met argwaan, want wat zullen onze zeevarende voorvaderen hier nou weer hebben uitgespookt? Waar elders in de Cariben de inheemse bevolking zowat is uitgeroeid na komst van westerlingen, is in de San Blas de inheemse Guna-bevolking gelukkig alive and kicking en zijn ze zelfs semi-autonoom: Guna Yala noemen ze hun gebied.

We hebben de kaarten bestudeerd, zowel digitaal als van papier, de koers uitgezet, taken verdeeld. 22.00 uur: land in zicht, middels een paar flauwe lichtjes tegen de zwarte achtergrond. Waarschijnlijk ankerverlichting van een paar jachten. Onwaarschijnlijker zijn het lampjes van huizen, want Guna’s leven in hutten, er is op de buiteneilanden geen elektriciteit, behalve wat stroom via zonnepanelen. We proberen de lichtjes te vertalen naar de kaart: ‘Het moeten ankerlichten zijn’, zegt Liselot, zelf een bijzonder helder licht, gedecideerd, nadat ze een peiling heeft genomen. Dan komt de zeebodem omhoog, van pakweg 2 kilometer naar 1500, 1000, naar 200 meter. De golfslag verandert, ik hield rekening met een nog wildere zee, maar het wordt juist gelijkmatiger. We ontkoppelen windvaan Arie en Liselot gaat sturen. Dan is het 50 meter diep en ligt volgens de kaart het eerste eiland aan stuurboord, maar we zien het niet. Of toch, daar, een vage contour. Alle navigatie gaat via de kaart, want oriënteren op zicht is er niet bij. Te donker en bovendien zijn de gevaarlijkste riffen onder water.  We koersen om de ondieptes heen, die al menig schip in dit gebied naar de verdoemenis heeft geholpen. Vorige week nog, een zeiljacht bij Porvenir, iets verderop, waar we later moeten inklaren. Pats boem, op een rif, vast, lek, niet meer te redden, total loss. Geen gewonden gelukkig. Ik probeer er niet aan te denken, hou m’n hoofd bij de navigatie. Karin kan zich in de maanloze nacht niet oriënteren: ‘ik hoop dat jullie weten wat je doet.’ Hier moeten we 90 graden naar stuurboord. Na de koerswijziging varen we westwaarts en komen we in de luwte van het volgende eiland. Liselot start de motor. We leggen de boot in de wind: we strijken de zeilen, ik bind, vanzelfsprekend aangelijnd, het grootzeil op de giek. Als ik in de kuip terug ben, zie ik dat Karin ongerust is. ‘Maak je geen zorgen, we weten wat we doen.’

Van binnen ben ik ook gespannen. De nacht is zwart, en toch zullen we de nauwe opening tussen twee eilandjes moeten vinden. Liselot stuurt. We kijken samen op de kaart. ‘Iets stuurboord Lies, zo blijven we in het midden van het vaarwater’. Als we een piepklein eilandje passeren, Quinquindup, gaan we wat stuurboord uit. Dan zijn we voor de twee eilanden waar we tussendoor moeten: Ogoperiadup rechts en Kalurgirdup links. We zien het silhouet van de palmbomen, maar de twee eilanden lijken één: we moeten vertrouwen op de kaart, er is beslist een doorgang. Liselot stuurt Catherine noordwaarts richting de opening, met haar blik op de kaart, Karin en ik kijken om ons heen. Dan wijken de eilanden, het zijn er twee, we zien de opening, een vaarwater, amper 100 meter breed, tussen de onbewoonde eilanden. ‘We gaan goed’, zeg ik tegen Liselot en Karin, maar ook tegen mezelf. Het is donker, bijna zwart, dan zien we een witte catamaran, rechts om het hoekje. ‘Daar is de ankerplaats’. We varen om de boot heen, we zien de verlichting in de kuip, ik begeef me naar de boeg en maak het anker klaar. We zien het water tegen het strandje slaan, we willen niet te dichtbij, maar verderop is het behoorlijk diep, tegen de 20 meter. Een eerste ankerpoging: we liggen vast, maar naar mijn zin te dicht op het eiland. Een tweede poging in iets dieper water bevalt beter. Liselot zet de motor in z’n achteruit en ik check of het anker zeker-weten houdt. En dat doet het. We liggen vast en veilig voor anker! Als Liselot de motor uitzet, horen we louter het geraas van de golven op het strand. Verder niets. We kijken elkaar aan: wat zijn we opgelucht! We hebben het gefixt en geven elkaar een high-five. Wat een etmaal was dit, we zijn moe, moe! Tegen middernacht oppert Liselot: ‘Ankerbiertje?’

Eric

We zijn inmiddels zes weken in de San Blas. In een volgend blog doet Karin er snel verslag van, ze is al druk aan het typen!

En heb je de nieuwe Zeilen editie van februari al gezien? Daarin staat ons uitgebreide verhaal over onze reis in de noordoostelijke Cariben! En in Zeilen van december 2022 staat ons andere, nog uitgebreidere verhaal over onze reis in de zuidoostelijke Cariben.