Helder licht in de duisternis

                                 28 januari 2024, Esnasdup, San Blas, Panama

Het is al weken onrustig voor de kust van Colombia, bij de beruchte kaap van Baranquilla. Daar moeten we omheen als we, vanuit Curaçao, Santa Marta of Cartagena willen aandoen. Meer smaken zijn er niet aan de noordkust van Colombia. Andere zeilers in de haven, die naar Panama gaan, kijken ook dagelijks naar de voorspellingen, in afwachting van een weer- en windgaatje. Ook zij vrezen Baranquilla. Achter die kaap reist Pico Cristobal vanaf de kust omhoog naar meer dan 5000 meter, met val- en rukwinden tot gevolg die ver in de Caribische Zee de zeilers lastigvallen. Want het is algemeen bekend dat het daar altijd 10 knopen harder waait dan de voorspellingen. 30 knopen is nog te doen, maar als je 40 kan verwachten dan rest maar een optie: wachten. 40 kan immers zomaar 50 zijn en dat is zware storm met metershoge golven. Nee dank u! En als het maar hard blijft waaien bij Baranquilla, week na week, puilt de haven van Curaçao Marine Zone aan het Schottegat behoorlijk uit. Alle boxen zijn bezet, de aanlegsteigers voor passanten ook en daar liggen boten soms dubbel in het kleine haventje.

Karin, Liselot en ik houden een beraadslaging. Liselot’s tijd is beperkt, ze wordt knorrig van het wachten, en San Blas in Panama wil zij sowieso zien. Panama én Colombia aandoen is niet realistisch meer. We besluiten Colombia over te slaan en bij een windgat direct naar Panama te zeilen. In de tussentijd hebben we het ontzettend fijn in Curaçao. Deze ‘rots der struikeling’, zoals mijn geliefde auteur wijlen Boelie van Leeuwen zijn eiland noemde, heeft ons aangenaam verrast. Een potpourri van culturele invloeden, vermengd met een flink portie toerisme, maakt Curaçao tot een veelzijdig eiland. We gaan het in dit opgewekte blog niet hebben over de minpunten (aftakelend koraal, grote cruiseschepen, vervuiling, armoede, corruptie enz), maar roemen de fijne dingen. Vriendelijke vrolijke mensen. Dushi! Snorkelen! Fijne terrassen aan zee. We doen een opfris-duikcursus en duiken daarna een paar keer. De Christoffelberg beklimmen. De Tafelberg idem. Wandelen bij Sint Jorisbaai terwijl Liselot met haar kite over de baai scheert. En ’s avonds een biertje op de boot, in een bar of onder de palapa in de haven.

Karin maakt vrijwel dagelijks lange ochtendwandelingen in Willemstad, terwijl ik het gevecht aanga met die eeuwige kluslijst. Nieuwe gasleiding: ik heb acht winkels bezocht eer ik de juiste koppelstukjes heb gevonden. Dieselonderhoud, alle filters had ik in meervoud meegenomen uit Nederland. Windvaan smeren, kapot zonnepaneel vervangen, haperende navigatie-instrumenten aan de gang krijgen, navigatieverlichting repareren. Alles wat draait of scharniert toont kwaaltjes of piept op z’n minst, want het fijne stof in de lucht zit in alle lagers en kieren. Om die reden heb ik de windmolen niet gefixeerd tijdens onze afwezigheid, al

DCIM100GOPROGOPR0480.JPG

draaiend houdt hij zichzelf schoon. Al het werk aan het onderwaterschip hebben we de eerste zes weken gedaan, toen Catherine op de kant stond. De zeilen zitten er inmiddels ook op. We zijn vertrekklaar als het windgat zich eindelijk aandient.

Na een laatste barbecue op de werf nemen we afscheid van de achterblijvende boten. Het was zó gezellig daar! Ik start de motor, vele hulpvaardige handen helpen ons de krappe box uit. Zwaaien, toeteren, het gaat jullie goed! Achter ons gooien ook Sabali en Coral Moon van onze vrienden Mark en Donna de trossen los. Morgen volgen Kujira en Rare Breed. Bestemming: San Blas, Panama. We tuffen met z’n drieën onder de hoge Julianabrug door, waar we met Liselot’s auto zo vaak overheen zijn gereden. Stuurboord ligt Otrabanda, bakboord Punda, als de motor van de Pondjesbrug wordt opgestart en de drijvende brug voor ons open scharniert. Erachter, in de monding van de baai, klotst het. Gedrieën leggen we onszelf op zee in de wind en hijsen de zeilen. Dan zeilen we voor de wind en een paar uur later ankeren we alweer in de baai van Santa Krus. We gaan nog even snorkelen en in het water wensen de drie boten elkaar een behouden vaart naar Panama. Morgenochtend beginnen we van hieruit onze vier- a vijfdaagse tocht naar San Blas: ongeveer 700 zeemijlen, 1300 kilometer. We gaan er even goed voor zitten!

Allemachtig, wat gaan we hard! We hadden gerekend op een beetje stroom mee, maar gaan als de brandweer. 10 knopen, 18,5 km per uur, een fietser zou aan moeten zetten om ons bij te houden. Zo stormen we de eerste dag op de San Blas af. Coral Moon, een slag groter, gaat nog sneller en verdwijnt in de middag achter de horizon. Sabali, iets eerder vertrokken, horen we nog even op de marifoon, maar is ook uit zicht. Dan zijn we alleen op de Caribische Zee, geen vrienden om ons heen, de komende dagen staan Karin, Liselot en ik er alleen voor. De tweede dag vallen we terug tot onze reguliere vaart: 5,5 a 6 knopen. Het is prachtig zeilweer, de sfeer is ontspannen. We hebben voor drie dagen vooruit gekookt en de pasta bolognese, risotto funghi en pompoensoep is diepgevroren in de vriezer op de werf. ‘Wat zullen we eten?’ is het favoriete gespreksonderwerp, gevolgd door een beoordeling van de maaltijd, die telkens positief uitpakt: ‘Mmm het was heerlijk!’ Gevolgd door een verbeterpuntje: ‘Volgende keer iets meer champignons’. Zo ontspannen kan zeezeilen zijn. Ook de derde dag gaat het op z’n boerenfluitjes met zo’n 15 a 20 knopen wind, 4 á 5 Beaufort, de goede kant op. Wel zien we een paar keer enorme boomstammen en stronken drijven, afkomstig uit het Colombiaanse regenwoud, meegesleurd door de brede Rio Magdalena bij Baranquilla. We hebben geluk nodig om daar niet tegen aan de varen. Vooral ’s nachts. Tijdens mijn wacht, vroeg in de derde nacht, zie ik aan bakboord de weerlichten die vanachter de horizon de bewolking verlicht. Blij dat we daar niet zijn.

De vierde dag neemt de wind af, we zetten een tijd de motor bij als aan het eind van de middag de wind als een zuchtje  terugkeert. Tegen mijn gewoonte in zeilen we ongereefd de avond in. Karin houdt wacht en Liselot en ik gaan slapen, als de dunne sikkel van de wassende maan achter de horizon schuift.

Wie trekt er aan m’n been? Wie maakt me wakker uit deze diepe slaap? ‘Eric, de wind trekt aan, wakker worden!’ Ik brom wat over een verstoorde droom. ‘Kom, we moeten reven!’ Ik keer terug in de werkelijkheid, hoor de wind suizen in het wand en voel dat Catherine te veel helling maakt. Reddingsvest aan en in een oogwenk sta ik paraat in de kuip. Twintig plus knopen, 5 á 6 Beaufort, niks aan de hand, maar een rif zeilt veel comfortabeler met minder druk op het roer. Het fijne van Catherine is dat alle lijnen in de kuip te bedienen zijn, en dat is wel zo veilig. Zeker nu in het pikkedonker. In een kwartiertje hebben we samen het klusje geklaard. Het zeilt beter, maar de zee is onrustig, rommeliger dan eerder. Later, tijdens mijn wacht en daarna die van Liselot, blaast de wind met 25-30 knopen, uitschieters daarboven. 7 Beaufort. Als het licht wordt kijken Liselot en ik bij de wisseling van de wacht naar de zee: chaos. Golven van alle kanten, ze klotsen tegen elkaar op, ze lijken tegen elkaar op te bieden; ik ben lekker hoger dan jij! En hoog zijn ze. Karin schat ze op vijf meter, ik hou het op vier, maar het voelt als zes. Als Catherine in een golfdal ligt, kijken we omhoog tegen de watermassa aan. Indrukwekkend ja, dit hebben we de laatste keer meegemaakt in 2019, toen we vanuit Lissabon naar Porto SantoLissabon naar Porto Santo zeilden. Catherine, bescheiden scheepje, kan het makkelijk hebben, maar vermoeiend is het wel.

Overdag blijft het flink waaien en de zee blijft irritant onregelmatig en hoog. Weer een boomstronk, op enkele tientallen meters afstand. Dan maakt Catherine opeens een zwieper, we houden ons vast. Al snel pakt Catherine de draad weer op. Later kwakt er een enorme plens water tegen de buiskap: waar kwam die golf opeens vandaan? Af en toe wordt Catherine opgetild door een heel steile golf; dan weet ik dat vlak erna, als het water onder de boot wegrolt, ze de grip op het water verliest, alsof ze los komt, flink helling maakt, oploeft en even van haar koers afwijkt. En zo werken we ons de hele dag in deze zware zee naar San Blas, wetend dat bij aankomst de volgende uitdaging wacht. Want we komen ’s nachts aan in een met riffen en ondieptes vergeven gebied. Of we moeten zes uur bijliggen, vertragen en de volgende ochtend aankomen, maar we zijn eensgezind: nee. We zetten koers naar Hollandes Cays, een plukje eilanden, buitenpost van San Blas. Ja, onze maritieme geschiedenis, gevoed door de ooit bejubelde VOC-mentaliteit, achtervolgt ons met argwaan, want wat zullen onze zeevarende voorvaderen hier nou weer hebben uitgespookt? Waar elders in de Cariben de inheemse bevolking zowat is uitgeroeid na komst van westerlingen, is in de San Blas de inheemse Guna-bevolking gelukkig alive and kicking en zijn ze zelfs semi-autonoom: Guna Yala noemen ze hun gebied.

We hebben de kaarten bestudeerd, zowel digitaal als van papier, de koers uitgezet, taken verdeeld. 22.00 uur: land in zicht, middels een paar flauwe lichtjes tegen de zwarte achtergrond. Waarschijnlijk ankerverlichting van een paar jachten. Onwaarschijnlijker zijn het lampjes van huizen, want Guna’s leven in hutten, er is op de buiteneilanden geen elektriciteit, behalve wat stroom via zonnepanelen. We proberen de lichtjes te vertalen naar de kaart: ‘Het moeten ankerlichten zijn’, zegt Liselot, zelf een bijzonder helder licht, gedecideerd, nadat ze een peiling heeft genomen. Dan komt de zeebodem omhoog, van pakweg 2 kilometer naar 1500, 1000, naar 200 meter. De golfslag verandert, ik hield rekening met een nog wildere zee, maar het wordt juist gelijkmatiger. We ontkoppelen windvaan Arie en Liselot gaat sturen. Dan is het 50 meter diep en ligt volgens de kaart het eerste eiland aan stuurboord, maar we zien het niet. Of toch, daar, een vage contour. Alle navigatie gaat via de kaart, want oriënteren op zicht is er niet bij. Te donker en bovendien zijn de gevaarlijkste riffen onder water.  We koersen om de ondieptes heen, die al menig schip in dit gebied naar de verdoemenis heeft geholpen. Vorige week nog, een zeiljacht bij Porvenir, iets verderop, waar we later moeten inklaren. Pats boem, op een rif, vast, lek, niet meer te redden, total loss. Geen gewonden gelukkig. Ik probeer er niet aan te denken, hou m’n hoofd bij de navigatie. Karin kan zich in de maanloze nacht niet oriënteren: ‘ik hoop dat jullie weten wat je doet.’ Hier moeten we 90 graden naar stuurboord. Na de koerswijziging varen we westwaarts en komen we in de luwte van het volgende eiland. Liselot start de motor. We leggen de boot in de wind: we strijken de zeilen, ik bind, vanzelfsprekend aangelijnd, het grootzeil op de giek. Als ik in de kuip terug ben, zie ik dat Karin ongerust is. ‘Maak je geen zorgen, we weten wat we doen.’

Van binnen ben ik ook gespannen. De nacht is zwart, en toch zullen we de nauwe opening tussen twee eilandjes moeten vinden. Liselot stuurt. We kijken samen op de kaart. ‘Iets stuurboord Lies, zo blijven we in het midden van het vaarwater’. Als we een piepklein eilandje passeren, Quinquindup, gaan we wat stuurboord uit. Dan zijn we voor de twee eilanden waar we tussendoor moeten: Ogoperiadup rechts en Kalurgirdup links. We zien het silhouet van de palmbomen, maar de twee eilanden lijken één: we moeten vertrouwen op de kaart, er is beslist een doorgang. Liselot stuurt Catherine noordwaarts richting de opening, met haar blik op de kaart, Karin en ik kijken om ons heen. Dan wijken de eilanden, het zijn er twee, we zien de opening, een vaarwater, amper 100 meter breed, tussen de onbewoonde eilanden. ‘We gaan goed’, zeg ik tegen Liselot en Karin, maar ook tegen mezelf. Het is donker, bijna zwart, dan zien we een witte catamaran, rechts om het hoekje. ‘Daar is de ankerplaats’. We varen om de boot heen, we zien de verlichting in de kuip, ik begeef me naar de boeg en maak het anker klaar. We zien het water tegen het strandje slaan, we willen niet te dichtbij, maar verderop is het behoorlijk diep, tegen de 20 meter. Een eerste ankerpoging: we liggen vast, maar naar mijn zin te dicht op het eiland. Een tweede poging in iets dieper water bevalt beter. Liselot zet de motor in z’n achteruit en ik check of het anker zeker-weten houdt. En dat doet het. We liggen vast en veilig voor anker! Als Liselot de motor uitzet, horen we louter het geraas van de golven op het strand. Verder niets. We kijken elkaar aan: wat zijn we opgelucht! We hebben het gefixt en geven elkaar een high-five. Wat een etmaal was dit, we zijn moe, moe! Tegen middernacht oppert Liselot: ‘Ankerbiertje?’

Eric

We zijn inmiddels zes weken in de San Blas. In een volgend blog doet Karin er snel verslag van, ze is al druk aan het typen!

En heb je de nieuwe Zeilen editie van februari al gezien? Daarin staat ons uitgebreide verhaal over onze reis in de noordoostelijke Cariben! En in Zeilen van december 2022 staat ons andere, nog uitgebreidere verhaal over onze reis in de zuidoostelijke Cariben.

Met ups en downs via Sint Maarten naar Curaçao

We staan op de kade in het haventje van Sint Eustatius, kortweg ‘Statia’. Verderop ligt Catherine in de Oranjestad Baai te rollebollen op de deining, alsof ze danst op de reggae die vanuit het Boardwalk Café over het water klinkt. Schudden met je buik, links rechts, omhoog omlaag, de mast zwiept heen en weer zoals de danseres met haar armen in de lucht zwaait en haar heupen draait. De ankergrond is prima, maar de onophoudelijke deining maakt dat de meeste zeilers dit bijzondere eiland mijden, of zich na een nacht hotseklotsen vermoeid weer uit de voeten maken. Wij gaan er ook vandoor, na een geweldige week in onze airbnb, zoals Karin in het vorige blog heeft beschreven. Bij het uitchecken is de opgewekte douanier optimistisch over de kansen van Statia als zeilersbestemming: ‘Er zijn vergevorderde plannen om de haven te moderniseren. Voor de vrachtschepen, maar ook voor zeilers. Er komt een pier, waarachter de zeilschepen kunnen ankeren. De aanbesteding is afgerond en de bouw kan beginnen. Binnen twee jaar zou het klaar moeten zijn.’ Dat zou voor Statia en zeilers een geweldige ontwikkeling zijn!

Na een uurtje is Catherine vaarklaar, gaan we ankerop en varen de baai uit. Als we een geankerd vrachtschip zijn gepasseerd, hijsen we de zeilen en koersen met de klok mee, westelijk langs Statia. Al snel hebben we de passaatwind te pakken, zetten Arie aan het werk, het is het begin van een zorgeloze oversteek naar Sint Maarten. Na vijf uur, Sint Maarten zijn we inmiddels tot dichtbij genaderd, komt een sleepboot recht op ons af. Hij trekt een flinke bak, is matig bestuurbaar, dus wij wijken uit. Dit soort gevaartes kom je regelmatig tegen in de Cariben. Vooral ’s nachts moet je op je hoede zijn. De bak is slecht of soms zelfs helemaal niet verlicht. Als je denkt even achter de sleepboot langs te gaan knal je dus op de staalkabel. Ja, dat is echt gebeurd! Wij, voorzichtig als we zijn, houden ruim afstand.

Even later varen de Simpson Bay binnen, niet wetende dat deze dag een vervelende wending neemt. Er liggen veel zeilboten voor anker, we zien onze vrienden van de Coral Moon, varen erlangs, ik besluit wat dichter bij het strand te kijken. Immers, we steken met ons vleugelkieltje niet zo diep. Dan voltrekt zich een akelig avontuur. Een ongelofelijk stomme fout van deze doorgaans zo voorzichtige en zorgvuldig navigerende schipper leidt tot een paniekerige situatie. We liggen net vóór het voorste geankerde schip. Het wordt ondieper: 3. 2,8. 2,2. Karin zegt: ‘niet verder varen!’ Ik zet de motor in z’n achteruit. De dieptemeter zegt 2.0. We liggen bijna stil als de hele boot trilt, de vloeiende beweging in het water is opeens een schokkend geschuif van onze kiel over hard steen. Ik vloek. Verdomme! Karin slaakt een angstig gilletje. Ik probeer rustig te blijven en Karin gerust te stellen: ‘we gingen heel langzaam, we zijn zo los.’ Motor in de achteruit. Niks. Vol gas. Niks. Nog een keer. Niks, geen beweging. Ik kijk Karin aan. Zie de paniek in haar ogen. Nog een vertwijfelde poging tot geruststelling: ‘Komt goed’. De motor loeit op het maximale toerental. Niks. Muurvast. Ik pak de marifoon. ‘We need some help.’ Het duurt een paar minuten die uren lijken te duren, maar dan zijn er vier, vijf dinghies met bebaarde mannen. Lijnen worden aangereikt, er wordt geroepen, geschreeuwd, geduwd, getrokken. Niks. Muurvast. De enige optie lijkt nu te zijn het schip schuin te leggen en een beetje te draaien. Ik weet: dit kan me mijn roer kosten. Maar misschien hebben we mazzel. We draaien de genua uit, Catherine ligt een beetje scheef, draait om het draaipunt – de kiel – en onze motor brult, alle baardmannen trekken en duwen met hun dinghies. Catherine komt zachtjes in beweging, maar dan hoor ik een angstaanjagend gekraak. Het gaat door merg en been. Ik weet: mijn roer gaat er aan. Dan zijn we los. Maar het roer zit vast, we zijn stuurloos. We worden naar een plekje gesleept, een stukje terug, vlakbij Coral Moon, en laten het anker vallen. We bedanken de mannen, die net zo snel weer weg zijn als dat ze er waren. Dan is het stil. Karin en ik kijken elkaar met holle ogen aan. Ik verontschuldig me bij Karin: het is 100% mijn fout. Ze trilt nog na, is misschien zelfs in shock, maar weet toch een samenhangend antwoord te formuleren: ‘Jij neemt als kapitein altijd alle verantwoordelijkheid. Het gaat altijd goed. Nu gaat het een keer mis. Ik neem je niets kwalijk.’ Ikzelf wel. Ik ben doodop. Leeg. Vervloek mezelf. Zo voelt het dus als je een onomkeerbare stommiteit bent begaan. Acceptatie is de enige weg.

De volgende dag, na een slechte nacht, proberen we ons te herpakken. Het is Karins verjaardag. Donna en Mark van de Coral Moon proberen ons tijdens het etentje bij de Yacht Club op te beuren. Dat lukt, hoewel daar behoorlijk wat drank voor nodig is. Mark spreekt me bemoedigend toe, terwijl Donna en Karin gezellig zitten te keuvelen. ‘It happens to everyone. Every skipper makes a stupid mistake some time. It happens to all of us.’ Het doet niets af aan mijn stommiteit – waarom wilde ik zo dicht bij het strand, waarom heb ik niet goed op de kaart gekeken, waarom was ik zo onzorgvuldig terwijl ik normaal gesproken duizend keer op de kaart kijk – maar het helpt me de situatie te accepteren. Shit happens. Je kunt niet jaren over de wereldbol zeilen zonder een fout te maken.

Zondagochtend. Daar is Dion. Hij komt langszij en knoopt ons vast. Met honderden pk’s achter zijn schuitje sleept hij ons naar de werf, Bobby’s Mega Yard. Een geluk bij een ongeluk dat die zo dichtbij is! De brug bij de Yacht Club gaat open, Dion stuurt onze slecht bestuurbare sleepcombinatie behoedzaam maar gedecideerd naar de kade. De ochtend erop worden we eruit getild. Peter is er dan ook. Iedereen die we spraken zei: ‘Pete, the Dutch guy, he’s your man.’ Betrouwbaar, een vakman die regelmatig dit soort schades herstelt. Catherine hangt in de riemen, de schade aan het roer is aanzienlijk. Een scheur en een verbogen buis waar het roer omheen is gebouwd: de roerkoning is als een banaan.

Peter is druk, het duurt enkele dagen voordat hij zich fulltime op het roer kan storten. Hij werkt zich uit de naad, het zit een beetje tegen, behoorlijk zelfs, als blijkt dat de oude roerkoning te zeer verbogen is om recht te buigen. Gelukkig is er op het eiland een nieuwe te vinden met dezelfde diameter. Maar wat blijkt: er is een minimaal verschil, de buis is een pietsie te breed, fractie van een millimeter. Dat levert een hoop werk en vertraging op. Uiteindelijk staat het nieuwe roer onder de boot, alles past, de roerkoning glijdt in de hennegatskoker, roer vast en we kunnen het water in. De volgende dag monteert Peter de hele stuurinrichting – kabels, kwadrant – en dan is het klaar. Catherine wordt genezen verklaard. Bedankt Peter, je bent een kanjer!

In de tussentijd voelen we ons thuis op Sint Maarten. Ook hier vriendelijke mensen, lokalen en ook zeezeilers van allerlei pluimage: zuipende zeilers die nooit meer wegkomen, wedstrijdzeilers met stoere verhalen, bedaagde vertrekkersechtparen zoals wij en beroepszeilers die boten opknappen, verkopen, verhuren en op allerlei zeilmanieren hun geld verdienen. De laatste avond brengen we door bij Lagoonies, gezellig zeilers-café-restaurant, met een Amerikaans stel dat we via Peter hebben leren kennen. Het is ouderwets gezellig, de anekdotes vliegen over tafel, we lachen, drinken, laten de sores van het roer achter ons. We zijn klaar voor het vervolg van onze reis.

De volgende ochtend checken we nogmaals het weer en de wind en besluiten te gaan. De komende vier dagen is het rustig, geen fronten die passeren, een stabiele ruime wind van 15-20 knopen, wellicht met windstoten tot maximaal 25 knopen. Perfect. De brug gaat open, we zwaaien naar een toeschouwer bij de jachtclub, gaan achter de Amerikanen aan onder de brug door, zij gaan linksaf, goede reis, wij gaan rechtdoor. Zeilen omhoog, koers uitzetten, motor uit. Arie stuurt Catherine de komende 500 zeemijl (x 1,852 = 926 kilometer) naar Curaçao.

We zijn vier nachten op zee. De volle maan verlicht de Caribische Zee, we lijken de enigen, van horizon tot horizon vaart niets behalve wij. De eerste avond verschijnt er een vaag lichtje aan de horizon: een vrachtschip in de verte. De tweede dag zien we ook welgeteld één schip, op grote afstand. Het is rustig, geen onverwachte gebeurtenissen, alles onder controle. Catherine glijdt met volle zeilen soepeltjes door het water, de deining maakt ons loom. Een groep tuimelaars brengt vrolijkheid, wat zijn ze heerlijk speels en enthousiast, ze schieten pijlsnel alle kanten uit, spelen met elkaar en lijken Catherine uit te dagen, ze kijken af en toe omhoog naar de roepende tweevoeters aan dek, en dan verdwijnen ze weer zo snel als ze gekomen zijn. De niet-meer-volle maan is de derde nacht weer ietsje kleiner geworden, komt wat later op, maar verlicht de rest van de nacht nog steeds de zee, veelvormige wolken lichten op in het maanlicht, als abstracte sculpturen in een museum. Elke avond, tijdens de schemering, steken we een rif in het zeil, hoewel er eigenlijk geen aanleiding voor is, maar we willen ’s nachts niet verrast worden door een windvlaag of tropische bui. Tijdens de derde dag beginnen we uit te kijken naar onze aankomst in Curaçao, waar Liselot op ons wacht. Wat een mooi vooruitzicht om haar daar te zien! Tijdens de vierde nacht krijgen we Bonaire in beeld en belanden in drukker vaarwater. Een groot containerschip komt recht op ons af. We liggen op ramkoers. Volgens de reglementen moet hij voor ons wijken, maar lijkt dat niet van plan: de groene en rode boordlichten zijn beide te zien, en liggen steeds een beetje verder uit elkaar, wat betekent dat het schip snel dichterbij komt, wat wordt bevestigd door het ais dat al een tijdje het alarm doet afgaan. Via de marifoon roep ik het schip op. Geen reactie. Ik probeer het nog twee keer, maar de stuurman reageert niet. Door de verrekijker zie ik de hoge boeg, het flinke stuurhuis en breedte van het schip dat nog steeds recht op ons afkomt. Het gevaarte is nu op enkele honderden meters genaderd. Ik wil de motor starten om sneller te kunnen uitwijken, als op dit laatste moment het schip bijstuurt. Zoals de regels voorschrijven, maar ik vervloek de stuurman die niet reageerde op mijn oproepen en zo niet bijdroeg aan een veilige vaart.

Bonaire licht op, lijkt dichtbij, als de wind vrijwel wegvalt. Na wat twijfelachtige pogingen de vaart erin te houden, start ik de motor. Zo varen we tussen Bonaire en Curaçao door als de vierde dag aanbreekt. Karin verschijnt aan dek, maar het heeft voor mij nu geen zin een slaapje te doen, zo dichtbij de eindbestemming. Na een tocht van negentig uur, varen we door de smalle doorgang naar het Spaans Water, de populaire lagune en ankerplaats. Nog even goed opletten, ik navigeer nauwkeuriger dan ooit na ons avontuur in Sint Maarten, stuur Catherine langs de ondieptes en even later liggen we te dobberen achter ons anker. We zijn er!

Even later vaar ik met Billy naar het steigertje, waar Liselot en haar huisgenoot Kaj staan te wachten,  wapperend met een vlaggetje van Curaçao. Even later zitten we in de kuip, met een lekkere lunch terwijl we bijpraten over van alles: natuurlijk ons roergedoe, de heerlijk zorgeloze zeilreis hierheen, maar vooral over hoe leuk Liselot het hier heeft, met haar werk in het ziekenhuis, fijne collega’s, de gezelligheid in de vrije tijd, het kiten, restaurantjes, snorkelen. Eigenlijk mogen Liselot en Kaj helemaal niet aan boord komen, want we moeten nog inklaren. Dat doen we na de lunch.

We rijden naar Willemstad, dwalen door de fraaie wijk Punda, tussen de gekleurde huizen door, op zoek naar de immigratiedienst, die blijkt verhuisd, lopen naar het nieuwe onderkomen, de papieren blijken niet helemaal te kloppen, maar dat is eigenlijk geen probleem. We zoeken de customs, die is ook verhuisd naar een achteraf bouwwerk in een groezelig doodlopende weg, ook daar kloppen de papieren niet, ook hier is dat na wat zorgelijke blikken uiteindelijk helemaal geen probleem. Dan moeten we ook nog naar de havenmeester, die zit aan de andere kant van de haven, maar het is inmiddels te laat. Dus daar rijden we de dag erop naartoe, we rijden over de hoge Julianabrug, daaronder is het havenkantoor en die is eigenlijk alleen met de auto te bereiken. Hoe doen andere zeilers dat als ze geen Liselot hebben die de weg weet en een auto heeft? We vragen het tijdens een biertje in de kuip aan Mark en Donna, onze vrienden van de bovenwinden, waar we vlakbij zijn geankerd. ‘It’s incredible! It took us three days to complete the clearance procedure!’ We zien de humor ervan in, ook omdat alle ambtenaren en functionarissen zeer vriendelijk en behulpzaam waren.

De dagen erop nemen Liselot en Kaj ons op sleeptouw. We rijden naar Westpunt, waar we lopend tussen doornstruiken door een piepklein strandje weten te vinden. De teenslippers zijn niet het perfecte schoeisel; dagen later roep ik nog een keer ‘au!’ als ik de zoveelste doorn uit de zool pluk. We gaan naar de Sint Joris Baai en zien dat Liselot goed heeft leren kiten, ze vliegt door de lucht, een jaar nadat ze op Carriacou haar eerste lesjes kreeg, toen ze vanuit Trinidad enkele weken met ons meezeilde. We bezoeken haar werkplek, het Curaçao Medical Center, een hypermodern ziekenhuis, prachtig ontworpen met een open centrale hal waar een natuurlijk windje voor verkoeling zorgt. Als Liselot zich omkleedt en in een oogwenk van een zorgeloze levensgenieter verandert in serieuze arts, krijgen we een rondleiding over de afdelingen en maken kennis met wat collega’s. Als de dienst van Dokter Lies begint en ze de spoedeisende hulp binnenloopt, zwaaien we nog even en gaan Karin en ik op zoek naar bus 6A richting Spaans Water.

De sfeer in de bus is uitgelaten en wordt een bijna feestelijke ervaring. We praten en lachen met een oudere, extraverte passagier. Wat blijkt? Hij heeft in Rotterdam op hetzelfde ROC gewerkt als Karin. We spreken af dat hij ons als taaldeskundigen, docent en leermiddelenontwikkelaar, voorstelt aan de minister van onderwijs, maar zoals verwacht komt daar natuurlijk niets van terecht. Terug op de ankerplaats trekken we de conclusie: Curaçao is leuk, gezellig, gastvrij, met vriendelijke en hulpvaardige mensen.

Het is tijd om ons vertrek voor te bereiden. We organiseren een borrel aan boord, een drukke boel met collega’s van Lies die goed mengen met de zeezeilers. We hebben nog een weekje voordat we voor een paar maanden terugvliegen naar Nederland. Kaj en Liselot komen aan boord, we varen het Spaans Water af en komen op zee. Op de genua zeilen we in een uurtje naar Willemstad. De pondjesbrug, officieel de Koning Emmabrug, zwaait voor ons open. Het is een grappig bouwsel, drijvende brug op pontons die in beweging komt door een benzinemotor met schroef. Op de kade staan allemaal mensen te kijken en te zwaaien, en in het groepje zien we opeens een filmende Donna staan! Zij en Mark zijn hierheen gekomen met bus 6A om ons te begroeten en filmen  (klik op het linkje). Wat een leuke verrassing! We varen verder, onder de hoge Koningin Julianabrug door, en varen het Schottegat op. We passeren de Arctic Sunrise van Greenpeace, afgemeerd aan de kade. We gaan rechtsaf het hoekje om, daar ligt onze tijdelijke thuishaven van Curaçao Marine. Na twee nachtjes aan de steiger wordt Catherine opgetild en naar de stalling gereden. Wij sluiten onze reis af in een fijne airbnb, genieten van het zwembad. Bedankt Naomi en Nick voor de gastvrijheid! We maken Catherine schoon en klaar voor een paar maanden rust, we doen nog wat leuke dingen met Liselot en Kaj en dan zitten we opeens in het vliegtuig naar huis, op weg naar vrienden, familie. Wanneer en waarheen we onze zeilreis voortzetten? Dat laten we weten als we een strak plan hebben.

Groetjes en liefs van Karin en Eric