Sint Eustatius: een wel heel bijzondere gemeente van Nederland

Achter ons wordt de groene vulkaan van Sint Kitts steeds kleiner. We zeilen op een rommelig zeetje met vreemde draaiwinden richting Sint Eustatius. Eric maakt zich druk over een zeilboot die alleen op de genua, op enige afstand, ons met gemak voorbij vaart. ‘Hoe kan dat nou, wij varen met grootzeil èn genua en zij hebben alleen hun genua uit?’ Ik ben er niet zo mee bezig, ik droom weg bij de herinneringen aan Sint Eustatius, of zoals de inwoners hun eiland liefkozend noemen: Statia. Alweer tien jaar geleden woonden en werkten we daar. Ik denk terug met gemengde gevoelens aan die tijd. Negatieve herinneringen zijn inmiddels verwerkt en nu kan ik niet wachten om positieve ervaringen op te doen. Ik verheug me er enorm op om op eigen kiel het eiland te bezoeken. Ik weet nog zo goed dat ik in ons huisje op White Wall, de oostpunt van het eiland, regelmatig uit het keukenraam stond te kijken naar de blauwe oceaan en fantaseerde over hoe we met Catherine misschien ooit op het eiland zouden aankomen. ‘Kijk’, zegt Eric, ‘vanaf zee kun je goed zien waarom White Wall zo is genoemd’. We zien een enorme witte krijtrots en met de verrekijker zien we ons huisje van toen: het witte blokkendoosje.

We varen langs Statia en herkennen van alles: daar is de Road to White Wall en het huis van die steenrijke Amerikaan, verderop zien we Oranjestad en Fort Oranje. In de baai liggen twee andere zeilboten te stuiteren. We passeren de boot die ons zo overtuigend inhaalde. Een vrolijke vrouw staat op de voorpunt, zij begroet ons enthousiast en zegt in onvervalst Brits: ‘the holding is good but the swell is rather tough’. Dat de deining in deze baai vrij spel heeft wisten we al. Maar toch moet je het zelf weer ervaren om te weten hoe het is. Dit is de zwaarste deining die we achter anker ooit hebben meegemaakt. Catherine zwenkt van links naar rechts en door de boot lopen is een zelfde ervaring als met stevige golven op zee. We zijn blij dat we een huisje op Statia hebben gehuurd. In mijn ooghoek zie ik nog hoe onze Engelse vrienden in gevecht zijn met hun bijboot die ze te water proberen te laten. Even later doen wij hetzelfde. Alleen kiezen wij ervoor om Billy maar gewoon van het voordek in het water te smijten. In je bijboot stappen met deze deining is nogal een gedoe. Timing is belangrijk: Catherine gaat omhoog en omlaag en Billy de bijboot van links naar rechts. Eén, twee hup en ik zit! Alle bagage in Billy voor ons weekje landrottenbestaan en op naar de douane.

Bij de dingy-steiger zit Minke, onze contactpersoon van het huisje, al op ons te wachten. Eerst nog inklaren. Dat gaat dit keer van een leien dakje. Op elk eiland gaat de inklaarprocedure weer anders en op sommige eilanden is het een ware beproeving. We hebben al vier verschillende digitale systemen moeten invullen. Maar op de meeste eilanden moeten er meerdere formulieren met de hand worden ingevuld, vaak met een aantal carbonnetjes ertussen. Bij de douane treffen we de Britse buren en we spreken af ‘s avonds voor een sundowner in het Boardwalk Café.

Ons huurhuisje blijkt naast ons oude blokkendoosje aan de weg naar White Wall te staan. We zitten op de veranda en ervaren hetzelfde serene sfeertje als toen: dezelfde zeebries, dezelfde geluiden van de vogels en het ruisen van de wind door de palmbomen. We voelen ons direct thuis. Door de heg kijken we naar het blokkendoosje van vroeger en herinneringen komen bovendrijven. Als we met de huurauto Statia verkennen, zien we dat er weinig veranderd is. Statia ademt nog hetzelfde slaperige, goedmoedige sfeertje uit. Mensen groeten ons vriendelijk en we herkennen sommige gezichten van tien jaar geleden. Ons favoriete Chinese restaurant, Cool Corner, blijkt helaas gesloten wegens vakantie. Bruce, de eigenaar  van het restaurant, ontmoeten we later in zijn supermarkt die hij ook heeft. Hij herkent ons nog van tien jaar terug!

Op Statia is wat onderhoud verricht: een paar wegen zijn verbeterd en het vliegveld is opgeknapt. Bij het vliegveld is een prachtige nieuwe rotonde gemaakt en alle straten hebben naambordjes gekregen. Tien jaar geleden moest je omschrijven waar je woonde: het derde huis na Big Stone of het laatste huis van White Wall of dat blauwe huisje naast de Cool Corner. De straatnaambordjes zijn half Nederlands, half Engels. Er wordt steeds minder Nederlands gesproken en geschreven in deze bijzondere gemeente van Nederland. In het onderwijs is in 2014 gekozen voor het Engels als instructietaal en daarmee is het hele schoolsysteem veranderd. Tien jaar geleden was er nog een Nederlands schoolsysteem. De kinderen gingen naar de havo of het vmbo. Nu is het Nederlands teruggebracht tot een vak op de basisscholen en in het voortgezet onderwijs. De leerlingen doen nu in het Engels een Caraïbisch examen.

Er zijn een paar leuke barretjes en restaurants bijgekomen. Onze favoriet is het Boardwalk Café. We ontmoeten onze Britse buren van de baai. Als wij vertellen dat we onder de indruk waren van de snelheid van hun boot, biechten ze op: ‘we were cheating’. Ze hadden de motor aan toen ze ons voorbij stoven. Zij waren daarentegen onder de indruk van ons: serieuze zeilers met volle zeilen. Na het heerlijke eten komt een bekende dj en gaat het volume voluit: we kunnen elkaar niet meer verstaan. De jongeren van Statia verzamelen zich en het wordt big party. Wij oudjes besluiten onze borrel te beëindigen en Donna en ik dansen onze weg naar de dinghy’s, verbaasd nagekeken door de plaatselijke jeugd. Marc merkt daarbij droog op z’n Brits op: ‘too much booze’.

Op zondag gaan we de Quill op. Dat is de naam van de vulkaan van Statia, de op één na hoogste berg van Nederland. Dit is de mooiste wandeling van Statia, herinner ik me van tien jaar geleden. We nemen twee anderhalve liter flessen mee, een stevige lunch en een meloen. Het belooft een pittige tocht te worden. Naar boven is goed te doen. We lopen nog lekker in de schaduw van de bomen en we bereiken spoedig de top. Daar op dezelfde plek waar onze kinderen toen ook waren, eten we onze lunch en maken we een keuze voor het vervolg. We besluiten eerst de vulkaan te ronden en dan te kijken of we nog puf hebben om af te dalen in de krater. Het wordt een pittige tocht. Veel losse stenen en klimmen en klauteren. Eric herkent de blauwe markeringen met verf die hij maakte toen hij als vrijwilliger werkte voor natuurbehoud organisatie Stenapa. ‘Kijk die streep daar, ik herinner me dat daar het pad onduidelijk werd en ik een markering heb gezet’. Na een tijdje begin ik het zwaar te krijgen en zie dat ons water opraakt. Het is loeiheet en het zweet gutst van me af. Ik kan me niet beheersen als ik de fles aan mijn mond zet en klok al het kostbare vocht achterover. Wat nu? Het water is op en we zijn pas halverwege de toer rond de vulkaan. Dan zien we een bordje van de Botanical Garden, we weten dat de tuin in onbruik is geraakt, maar hopen toch dat daar water te vinden is. Eric gaat naar beneden en ik blijf achter en wacht. Een half uurtje later komt Eric terug: ‘de tuin was niet veel soeps maar kijk wat ik heb gevonden’ en hij tovert een volle fles water tevoorschijn. Er was daar een volle cistern met tap waarmee ik de fles heb kunnen vullen’. Overal op Statia gebruikt men cisterns om het regenwater op te kunnen vangen dat als drinkwater dient. We kunnen weer verder en maken onze toer rond de vulkaan af, het is prachtig en thuis wacht ons een heerlijke koude Carib. Een biertje smaakte nog nooit zo lekker.

Naast toeristische bezoekjes zijn we hier ook om wat werk te doen. Eric heeft als auteur en leider van een projectgroep een methode Nederlands als vreemde taal voor Caraïbisch Nederland ontwikkeld: Nederlands onder de zon. Ik heb toen ook meegewerkt met het maken van oefeningen en inspreken van leesteksten. Er zijn vier basisscholen op Statia en we bezoeken er twee: de grootste en de kleinste. Op de grootste school worden we verwelkomd door groep vijf en hun vakleerkracht Nederlands. De kinderen hebben vragen voorbereid en we geven antwoord in het Nederlands en hier en daar extra uitleg in het Engels. De kinderen zijn ontzettend enthousiast over Erics verhalen. Ze kennen de figuurtjes uit de verhalen en vertellen over hun eigen ervaringen met bijvoorbeeld heremietkrabben, naar aanleiding van het verhaaltje: woningruil, over deze dieren die bij elkaar komen op de berg en schelpen ruilen omdat ze te groot zijn geworden voor hun eigen schelp. Alle verhalen gaan over Statia, Saba en Sint Maarten, over de dieren en over het eiland. Ze zijn enthousiast over de tekeningen en de foto´s die ze herkennen uit hun eigen leefwereld. Ze willen van alles weten: hoe heeft u de verhalen bedacht, hoe lang duurt het maken van een boek, wie heeft de tekeningen en foto’s gemaakt, hoe kwam u op het idee voor de boeken, wat is uw favoriete verhaal, waarom heten de heremietkrabben Pamela en Edwin. Het is gezellig, de leerkracht is hartelijk en begeleidt de kinderen op een rustige, vriendelijke en enthousiaste manier. De kinderen vertellen dat ze bij het verhaal ‘Pannenkoeken bakken’ ook echt pannenkoeken zijn gaan bakken met hun juf. En op mijn vraag of de pannenkoeken lekker waren antwoordden ze: ’Ja heel lekker met stroop en suiker.’ Zo hebben ze spelenderwijs Nederlandse woorden geleerd. Het wordt een hartverwarmend bezoek, Eric krijgt kippenvel van ontroering terwijl het 30 graden is! ´Zo is Nederlands leren toch hartstikke leuk´, zeg ik. De juf is het er mee eens.

Op de kleinere school wacht ons een andere ervaring. De boeken ‘Nederlands onder de zon’ liggen ongebruikt in de kast. De leerkrachten weten nog niet zo goed hoe er mee om te gaan. Volgens de directeur missen ze een handleiding. De leerkrachten hebben zoveel veranderingen te verwerken dat dit teveel voor ze is. We beloven extra begeleiding. Wel zijn we welkom in de klasjes. De kinderen gaan enthousiast met ons op de foto en als we het schoolplein opgaan, waar ook kippen rondscharrelen, ontstaat er grote consternatie. Er loopt een enorme krab op de veranda. De kinderen schreeuwen en sommigen gaan op een stoel staan. Een juf veegt de krab met een bezem het schoolplein af en Eric de schrijver van de boeken vangt de krab in een krat en laat hem tweehonderd meter verderop vrij. Eén van de kinderen roept semi-teleurgesteld: ‘there goes my lunch’.

Er volgen nog twee bezoekjes: één aan het plaatselijke museum en één aan het supernieuwe, super- de-luxe resort aan de noordoost kant van het eiland.

We lopen naar het museum dat midden in het dorp staat. Het is een mooi wit huis met een knalrode bloeiende tamarindeboom ervoor. De expositie in het plaatselijk museum gaat over de geschiedenis van Sint Eustatius. Hoe Sint Eustatius in de 18e eeuw de Gouden Rots werd genoemd. Er waren plantages en er werd volop handel gedreven. In die hoogtijdagen kwamen er meer VOC handelsschepen naar ‘the Golden Rock’ dan naar Amsterdam. De pakhuizen lagen vol met goederen. Nog steeds staan de restanten van de pakhuizen langs de baai. Je kunt er met duiken of snorkelen nog van alles vinden. De dame van het museum laat me haar ketting zien gemaakt van blue beads:  ‘allemaal zelf gevonden, je moet er niet naar zoeken, maar op een dag vind je er gewoon eentje’. Blue beads zijn kralen waarmee de slaafgemaakten werden ‘betaald’ door de Nederlanders. Na de afschaffing van de slavernij werden ze door de vrijgemaakte slaven in zee gegooid en tot de dag van vandaag worden ze gevonden in zee of spoelen ze aan. Als ik de expositie bestudeer krijg ik weer datzelfde plaatsvervangende schuldgevoel. Slaven werden beschouwd als handelswaar en staan op de prijslijsten tussen vee en goederen. Wat een vreselijk onrecht is deze mensen aangedaan. Ik had het met de mevrouw van het museum over excuses aanbieden. Zij vindt dit ook belangrijk, maar het allerbelangrijkste vindt zij een breder bewustzijn bij de mensen. Overal moet er meer aandacht voor dit onderwerp zijn en vooral in het onderwijs, zodat we leren van de geschiedenis. Hier zie je de geschiedenis zo klip en klaar terug: hoe Nederland z’n kolonies uitbuitte en tot op de dag van vandaag zo’n welvarend land is over de ruggen van de Caraïbische bewoners en voormalig bewoners. De dame van het museum is zelf al een poosje op zoek naar haar roots. Eén afstammingslijn, tot zeven generaties terug, heeft ze terug kunnen vinden en die voert naar Guinea Bissau.

Op de laatste dag gaan we naar het nieuwe, on-Statiaanse, super-de-luxe resort aan de noordoost zijde van het eiland. Tijdens onze ronding van de vulkaan hadden we het resort al zien liggen. Een gigantische oppervlakte van vele hectares in de middle of nowhere. Tien jaar geleden reden we er met onze scooters weleens heen: een dorre rotsachtige vlakte met een enkele kale boom en wat scharrelende geiten. We rijden op een stoffige, verwaarloosde weg vol kuilen en gaten om ons doel te bereiken en vroegen ons direct af welke welgestelde hotelgast hier gebruik van zal maken. Welgesteld, omdat de kamerprijzen gaan vanaf 600 Euro. Een Nederlandse multi-miljonair die met rozenkweken zijn fortuin heeft verdiend is deze onderneming in 2019 begonnen. Als we aankomen zien we een enorm parkeerterrein met een paar auto’s. Dat belooft inderdaad geen grote drukte. We bezoeken het resort en worden onderweg vriendelijk begroet door medewerkers. We zijn zwaar onder de indruk, van hoe dit droge, dorre terrein is veranderd in een oase. Overal zien we jonge palmbomen, planten en bloemen. We lopen langs witte gebouwen en bungalows. Er zijn twee helderblauwe zwembaden met rondom lege ligbedden en ingeklapte parasols. Alles staat gereed voor hotelgasten, maar er is niemand. We lopen verder door de zinderende hitte richting grens van het resort, een rand met daarachter de rotsige kustlijn. Er is geen strand, dus is er een enorm zoutwaterbassin aangelegd. Bij de prachtig ingerichte Bobby’s beach bar bestellen we een drankje en de ober vertelt dat die avond een beroemde dj (dezelfde als van het Boardwalk Café) gaat draaien en dat de Statianen in grote getalen naar het resort zullen komen. Terug richting de ingang kunnen we mee met een toeristentreintje en we verbazen ons weer over alle lege voorzieningen en het prachtig aangelegde resort. Er is echt geen gast te bekennen. Natuurlijk levert dit resort werkgelegenheid op voor de bevolking van Statia, maar gaan hier ooit gasten komen met al die toeristische eilanden als Sint Maarten, Sint Barth en Antigua zo dichtbij? Zo ja, gaat dan dit nog echte, authentieke Caraïbische eiland totaal zijn charme verliezen?

In het volgende blog beschrijft Eric hoe het tijdens onze reis vaak meezit, maar soms ook tegenzit.

Karin