Leestips

De zee, de natuur en verre landen: een eindeloze inspiratiebron voor zeevaarders, ontdekkingsreizigers, wetenschappers, avonturiers en schrijvers. We zeilen in hun kielzog en lezen boeken van en óver hen. Sommige boeken zijn bekend en liggen in de boekwinkel, andere zijn in de vergetelheid geraakt. Hieronder meer over  de boeken van en over Columbus, Cook, Alain Gerbault, Charles Darwin, Alexander von Humboldt, maar ook over de reizen van hedendaagse zeilers, zoals Jessica Watson en de oude maar nog steeds prachtige zeeromans van Jan de Hartog, Arthur van Schendel en al die anderen. Er is zoveel moois geschreven! We zijn een beetje laat begonnen aan deze pagina (druk met zeilen;- ), maar er komt meer!
Van boven naar beneden:

1. Joshua Slocum: Alleen met de Spray de wereld rond
2. Alain Gerbault: Met mijn zeilboot de aardbol rond
3. William Clark Russel: Het goede schip Mohock
Deze pagina wordt in de loop van de zeilreis aangevuld.

Joshua Slocum: Alleen met de Spray de wereld rond

De één vindt het geweldig, de ander niks: teruggaan in de tijd, daar een beeld bij vormen en proberen erachter te komen hoe het was, in het echt, een voorstelling van iets dat er daadwerkelijk was, maar nooit meer terugkomt. Het zal duidelijk zijn dat ik tot de eerste categorie behoor en ook daarom Joshua Slocums boek ‘Sailing alone around the world’ uit 1900 ter hand nam. Ik las de Nederlandse vertaling: een beetje stroefjes, maar goed te doen, ook al zou ik de lezer de oorspronkelijke Engelse versie aanraden.

Slocum was een ervaren zeeman, kapitein en mede-eigenaar van driemaster Nothern Light en kapitein van de bark Aquidneck, die schipbreuk leed in Brazilië. Slocum trok naar de VS en liep in 1892 in Boston een kennis tegen het lijf, kapitein van een walvisvaarder, die hem een opknappertje schonk dat al jaren op de kant in Fairhaven stond en daar verpieterde. Hier begint Slocums onwaarschijnlijke avontuur. Opknappen van de kotter ‘Spray’ van 36 voet blijkt onmogelijk; herbouw is de enige optie. Slocum weet van aanpakken. Hij velt de ene na de andere boom, die daar groeien op gewijde grond, aldus Slocum, want John Cook ligt hier begraven, een van de Pelgrimvaders die in 1620 vanuit onze woonwijk Delfshaven in Rotterdam op de Speedwell stapte en naar Amerika voer. Ons (niet-)afscheidsfeestje vierden we op vijftig meter afstand van waar John Cook aan boord ging.

De Spray bleek na een seizoen proefvaren een prima scheepje. Slocum besloot tot iets wat in die jaren als een soort maanreis werd gezien: alleen de wereld rond in een zeilbootje. Dat leek onmogelijk, niemand had dat ooit gedaan of zelfs geprobeerd. Op 24 april 1895 was het zover. Slocum voer met zijn Spray de haven van Boston uit, ongetwijfeld met zijn onafscheidelijk hoed op. Hij kon op dat moment niet bevroeden welke ongelofelijke avonturen hij zou gaan beleven. Wij, zeilende lezers, zeezeilers of wereldzeilers, zijn van alle gemakken voorzien: elektronische kaarten, navigatie- en communicatiesystemen, allerlei randapparatuur en meetinstrumenten. Slocum had zijn zeemanschap, een uiterst zeewaardige kotter en gegist bestek. Meer niet.

Zelfs kaarten waren niet altijd aan boord. Eén van de meest huiveringwekkende passages uit het boek vond ik dat hij zonder kaart langs de Cariben voer, richting huis. Dat ging bijna fout, dacht hij. Urenlang was Slocum bang op de klippen te lopen, totdat hij erachter kwam dat het witte schijnsel dat hij voor branding en brekers hield, een lichtweerkaatsing was – een optische illusie. Als zeiler kun je je goed voorstellen hoe het is om, zogenaamd enkele meters van je af, de branding op het rif te zien, dat jouw scheepje zal vermorzelen. Ik zou doodsbang zijn, denk ik, maar zonder op te scheppen of stoer te doen blijft gentleman Slocum ogenschijnlijk koel onder alles dat hij meemaakt: piraten bij Gibraltar, voor de tweede keer in zijn leven lijdt hij schipbreuk op de kust van Brazilië (waar hij bijna verdrinkt, oeps, hij kan niet zwemmen), een enorme golf bij Patagonië (een minuut ziet hij alleen maar water), hij wordt achtervolgd door Zwarte Peter (de ‘grootste moordenaar van Vuurland’). Zo leest het boek lekker weg, van het ene avontuur naar het andere, terwijl hij allerlei interessante mensen ontmoet, meestal in de hoogste kringen met alle egards wordt behandeld en schrijft hij uiteindelijk geschiedenis. En inspireert hij nog steeds zeilers over de hele wereld.

Tijdens het lezen van het boek moest ik vaak denken aan ‘In Europa’, de dikke bestseller van Geert Mak. Mak voert de wereldtentoonstelling in Parijs van 1900 aan als symbolisch einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Vol verwachting werd uitgekeken naar die nieuwe eeuw, in een tijd dat de technische ontwikkeling steeds sneller ging en waarin men, als koloniaal, reiziger, geograaf, bioloog of zeeman naar de verste uithoeken van de wereld trok. Slocum deed dat als eerste als solozeiler en gaf daarmee het startsein voor wat tegenwoordig de normaalste zaak is: in zijn kielzog met een zeilbootje van pakweg 36 voet de wereld rond, al dan niet solo. Het is geen toeval dat Slocum voornemens was zijn avontuur op die wereldtentoonstelling te presenteren. Of hij dat daadwerkelijk gedaan heeft, blijft onduidelijk, maar dat zijn reis het symbolische begin is geweest van een nieuwe eeuw, vanuit zeilersperspectief bezien, staat vast. Daarom alleen al is dit boek voor elke zeiler eigenlijk verplichte kost.

Joshua Slocum: Alleen met de ‘Spray’ de wereld rond – de eerste solo-zeiltocht om de wereld door kapitein Joshua Slocum 1895-1898, uitgeverij Hollandia, vierde druk, 2009

Alain Gerbault: Met mijn zeilboot de aardbol rond

Bijna een eeuw geleden, in september 1923, begon de Fransman Alain Gerbault (1893 – 1941) aan een reis die zijn verdere levensloop zou bepalen. Hoewel hij als zeiler vrijwel vergeten is, vooral buiten Frankrijk, spreekt zijn reis nog steeds tot de verbeelding. Vooral vanwege de kijk op de wereld van deze eigenwijze, sensitieve eenling is zijn boek nog steeds het lezen waard.

Saai is het leven van Gerbault nooit geweest. Hij was een van de eerste gevechtspiloten. In de Eerste Wereldoorlog vocht hij in de gammele kisten van toen, vaak gemaakt van hout en doek, tegen de Duitsers. Met twee bevriende vliegeniers vatte hij het plan op om, als de oorlog was afgelopen, een zeilboot te kopen en op wereldreis te gaan. Het liep anders. De twee vrienden kwamen om tijdens de gevechten, zoals de meeste piloten de oorlog toen niet overleefden. Gerbault stond bekend als een zeer goede gevechtspiloot, maar heeft zeker ook geluk gehad dat hij niet is gesneuveld. Ook later, tijdens zijn zeilreizen, zou het geluk aan zijn kant staan.

Gerbault was ook een begenadigd tennisser. Hij was kampioen van Frankrijk en speelde de US Open in 1924 en 1930 en Roland Garros in 1931 en 1932. Hij had in Frankrijk tevergeefs een tijdje gezocht naar een geschikte boot, toen hij voor een tennistoernooi naar Engeland ging. In 1921 liep hij in Southampton tegen de Firecrest op, een stevig kottergetuigd, houten scheepje van 39 voet, gebouwd in 1892. Daarmee ging hij het grote avontuur tegemoet. Als je je probeert voor te stellen: op dat moment was Gerbault een oorlogsheld, geëerd vliegenier en tenniskampioen van zijn land. Hij werd op handen gedragen. En toch besloot hij alles achter zich te laten, zijn sportcarrière op het spel te zetten en op zeilreis te gaan. Dat had van alles met zijn karakter en kijk op de wereld te maken: Gerbault hield niet van officiële, plechtstatige bijeenkomsten, hij was een gevoelige eenling wiens opvattingen regelrecht ingingen tegen de toenmalige tijdsgeest. Het was de tijd van de koloniën: Engeland heerste over de wereld met het gigantische British India en koloniën in de Cariben en in Afrika. Frankrijk domineerde in West-Afrika en had ook in de Cariben en de Stille Oceaan veel bezittingen. Inheemse volken werden onderdrukt of uitgebuit. Weinigen in Europa stelden daar toen kritische vragen over, maar het was Gerbault een doorn in het oog.

Zijn eerste reis met de Firecrest ging via de Middellandse Zee naar New York. Daar liet hij zijn boot achter, ging terug naar Frankrijk, publiceerde in 1923 een boek dat hem als zeiler op de kaart zette:  ‘Seul à travers l’Atlantique’, vertaald als ‘Alleen in een zeilboot over den Atlantischen Oceaan’. Hetzelfde jaar hervatte hij zijn reis vanuit New York. En dan begint een meeslepend avontuur dat meerdere malen maar ternauwernood goed afloopt. Leuk detail: ook hij liet zich inspireren door ‘De reis van de Beagle’ van Charles Darwin en nam het, net als wij, mee op zijn reis.

Eerst iets over het boek zelf: mijn zoon Joris vond dit exemplaar in een huisbibliotheek in Sulawesi, Indonesië. Het is een beduimeld, vergeeld en stukgelezen boek, de kaft is verdwenen, maar doordat het door uitgeverij Scheltens & Giltay in 1965 degelijk is gebonden hangen alle bladzijden nog aan elkaar. Joris vond het boek zo bijzonder dat hij het vervolgens enkele maanden mee heeft gezeuld in zijn rugzak, via een half jaar Australië terug naar Nederland. Daar heb ik het kunnen lezen. Nu heb ik het, na enkele jaren, aan boord van onze Catherine, geankerd in Tobago, herlezen. Een boek met een verleden!

Gerbault zet vanuit New York koers naar Bermuda als al het al snel bijna misloopt. Hij vaart tegen een vrachtschip aan, de boegspriet is geknakt, er zitten gaten in het dek, de Firecrest maakt water. Na een provisorische reparatie – er zouden nog talloze volgen op andere zeeën – is het noodweer dat bijna een einde maakt aan de reis. De kluiverstag slaat los, hij verliest bijna de gaffel, de golven zijn tien meter hoog, hij moet blijven pompen want het dek is zo lek als een mandje. Bijna schiet hij Bermuda voorbij, na een etmaal tegen harde wind en wilde zee in laverend weet hij toch nog al pompend het eiland te bereiken.

Eenmaal aangekomen laat hij zich – zoals in alle havens en plekken waar hij verderop in het boek belandt – fêteren door de plaatselijke hogere kringen. Een etentje hier, een borrel daar, een potje tennis dat hij natuurlijk wint, terloops een partijtje bridge waar hij ook al goed in is, Gerbault laat het zich goed bekomen, ook de schoonheid der dames ontgaat hem niet. Terwijl hij de Firecrest op de kant zet, opnieuw breeuwt, krijgt hij door de American Cruising Club de Blue Water Medal opgespeld.

De rest van het boek verloopt zoals die eerst paar hoofdstukken: afzien op zee, ternauwernood ontsnappen aan het noodlot, vervolgens aan tafel met gouverneurs, generaals, lokale stamhoofden, tennis, boot repareren en op naar de volgende bestemming. Het boek leest als een trein, zelfs in ‘den oud-Hollandschen’ spelling van deze uitgave. Maar er zit veel meer in dit boek dan avontuur en jongemansachtige branie. Regelmatig verwijst hij naar de geschiedenis, wanneer landen en eilanden zijn ontdekt en door wie. Om er vervolgens een kritische noot aan toe te voegen, omdat de lokale cultuur om zeep wordt geholpen, zoals bij het naderen van Panama. Wat hem aantrok was ‘… mij een voorstelling te maken van deze eilanden, toen ze bevolkt waren met die eenvoudige en edelmoedige Caraiben, die met open armen Colon en diens makkers hadden ontvangen, om vervolgens door het onverbiddelijke blanke ras tot den laatsten man verdelgd te worden.’ Verderop in het boek, in de Stille Oceaan, verpandt hij zijn hart aan de eilanden en haar bewoners. Hij protesteert tegen de onderdrukking en vernedering van de bewoners door zijn eigen land: Frankrijk. Naarmate hij verder de wereld in trekt, raakt de zonderlinge zeiler in zijn lendedoek steeds verder vervreemd van de westerse beschaving. Hij zou het liefst een onbewoond eiland kopen, er met enkele Polynesiërs gaan wonen en: ‘waar geen geld in omloop zou zijn en waarop de bevolking aan sport en kunst zou doen en daarin haar geluk zou vinden!’

Het liep anders. Gerbault voltooide zijn reis, keerde terug naar Frankrijk en schreef dit boek en enkele andere titels. Tijdens de oorlog koos deze goede man, de voormalige oorlogsheld, geleid door frustratie over koloniaal Frankrijk en politieke naïviteit, voor het ‘foute’ Vichy-regime. Hij ontvluchtte Europa, kwam in 1941 terecht in Timor, waar hij overleed aan malaria. In 1949 werd zijn as overgebracht naar Bora Bora in Polynesië. Een vermeend zusterschip van de Firecrest is aangekocht en staat in Gerbaults geboorteplaats Laval. Het is ondanks meerdere opknapbeurten in slechte staat. Bovendien verscheen in 2012 een bericht dat het schip wellicht helemaal niet een zusterschip is van de Firecrest.

Het boek is in het Nederlands al lang niet meer verkrijgbaar. Wel zijn op internet tweedehands exemplaren te koop. Misschien is het tijd om dit bijzondere boek in een nieuwe vertaling opnieuw uit te geven, uitgeverij Hollandia?

Alain Gerbault: Met mijn zeilboot de aardbol rond – Veertig duizend mijlen alleen op zee, vertaling door Arthur Tervooren, Scheltens & Giltay, tweede druk (waarschijnlijk) 1965

William Clark Russel: Het goede schip Mohock

In de jaren zeventig en tachtig publiceerde uitgeverij De Boer Maritiem een reeks vertaalde nautische romans. Bekende literaire auteurs, waaronder Edgar Allan Poe, Herman Melville en Joseph Conrad vonden hiermee een nieuw lezerspubliek; zeilers en andere liefhebbers van zee en zeevaart. Een van de minder bekende schrijvers in deze reeks is William Clark Russel, met zijn spannende vertelling met de wat saaie titel ‘Het goede schip Mohock’.

William Clark Russel (1844-1911) was op latere leeftijd een invloedrijk figuur. Op veertienjarige leeftijd koos de jonge Brit het ruime sop, werd leerling-stuurman en bevoer vervolgens acht jaar lang de wereldzeeën. Om gezondheidsredenen zei hij de zeevaart vaarwel en maakte vervolgens carrière als journalist bij The Daily Telegraph en werd ook romanschrijver. Zijn populariteit en aanzien destijds contrasteert enorm met zijn huidige onbekendheid. Dat komt dan ook vooral omdat hij louter over de zeevaart schreef. Hedendaags literair lezerspubliek haalt daar nogal eens de neus voor op, tenzij de auteur Conrad of Melville heet. Verder was Russel activist. Hij schreef kritische stukken en voerde actie voor betere omstandigheden in de zeevaart. Met succes. Koning George V heeft verklaard, aldus de vertaler van ‘Het goede schip Mohock’, H.J. Korver, in een nawoord, ‘dat de grote verbeteringen bij de koopvaardij voor een niet gering deel te danken waren aan het werk van Russel’. Russel was dus bepaald geen kleine jongen in het negentiende-eeuwse Groot-Brittannië.

Russel was toch vooral romanschrijver, een echte veelschrijver die het ene na het andere boek publiceerde, soms wel vier per jaar, naast zijn werk voor de krant. Ik heb enorm genoten van dit boek, hoewel de vertelstijl, structuur en plot van het boek naar huidige maatstaven nogal oubollig is. Maar het was een prachtige leeservaring. In het boek staat menig zeilterm uit die tijd. Er wordt regelmatig gebrast en tegengebrast, het grootbovenbramzeil moet worden geborgen, de kruismast wordt gegeid, en nog meer oud-nautisch jargon dat ik vaak slechts uit de context of dankzij Wikipedia begreep. Ik waande me in de Victoriaanse tijd, midden in de periode dat de zeilvaart het begon af te leggen tegen de stoomschepen. In het boek passeert de Mohock het rader-stoomschip met hulpzeilen Brittannia, een van de eerste stoomschepen van de Cunard Line die een lijndienst onderhielden tussen Engeland en de Verenigde Staten. Tijdens het lezen deed ik soms mijn ogen even dicht en zeilde mee op de klipper Mohock, met haar geziene kapitein Sinclair en de gegoede passagiers op het bovendek. Sinclair’s verstandige en charmante pleegdochter Laura vaart mee naar New York, naar ze zelf vermoedt om daar met hulp van haar pleegvader een goede echtgenoot te vinden. Of had Sinclair al een huwelijkskandidaat geregeld? De huwbaarheid van de bevallige Laura komt steeds terug in het verhaal dat zich afspeelt in 1844, maar toch is dat niet de rode draad. Het boek, voor het eerst verschenen in 1894, is eerder een ouderwetse thriller, een soort nautische misdaadroman, door Russel vanuit het perspectief van Laura verteld. De inhoudsopgave verklapt welke kant het verhaal heen gaat: hoofdstuk 4 (van de 12) is getiteld: ‘De Mohock wordt overmeesterd’.

Ergens halverwege het boek was er een moment van herkenning toen ik las dat de Mohock koers zette naar de Selvagens, een kleine eilandengroep ten zuiden van Madeira. Daar gaat iets gebeuren dat ik hier niet verklap, want dan zou ik teveel weggeven van het verhaal. Maar ik moest terugdenken aan onze eigen ervaringen, we deden Groot Selvagens aan en hadden daar een stressvol crisismoment, dat te lezen is in ons blog. Nu heb ik twee herinneringen aan Selvagens: onze eigen ervaring en de leeservaring van dit boek van Russel. Het goede schip Mohock is vermoedelijk het enige fictieboek waarin Selvagens een rol spelen.

Vroeger, als klein kind, zag ik eens een foto uit vroeger tijden die me is bijgebleven. Een volwassen man las een boek, zittend in een schommelstoel, onder een schemerlamp, met een rokende pijp in de hand en een glas whisky ernaast. Dat beeld kwam weer bij me op toen ik dit boek las: een ouderwetse leeservaring. Catherine is mijn schommelstoel en ik heb mezelf een goede borrel ingeschonken tijdens het lezen van deze fraaie, gedateerde, maar nog steeds zeer boeiende vertelling. Aan het eind van het boek, dat toch nog heel verrassend is, blijkt bovendien dat het is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Een gedenkplaat ter nagedachtenis aan een van de personen in het boek, luitenant Jervis, in de abdijkerk van Bath schijnt daarvan te getuigen.

William Clark Russel: Het goede schip Mohock, Bibliotheek der zeven zeeën, vertaling door kapitein H.J. Korver, De Boer Maritiem, (waarschijnlijk) eerste druk 1980. Oorspronkelijk verschenen als The Good Ship Mohock, Londen, Chattoo & Windus.

Boeken uit de Bibliotheek der zeven zeeën zijn niet meer nieuw te krijgen, maar worden tweedehands regelmatig aangeboden. Even zoeken dus!

Eric Westerveld, Chaguaramas, Trinidad, juni 2020