Zeven dagen en zeven nachten op zee

                                                                                                                                  Mindelo 20-1-2020

De dagen en nachten vloeien langzaam en geleidelijk in elkaar over. ‘s Morgens en ’s avonds van zeven tot tien houd ik de wacht. Iedere ochtend zie ik links de zon opkomen, de lucht kleurt rood alsof hij in brand staat. Iedere avond gaat de zon rechts voor mij onder en wordt de oranje gloed steeds feller. Ik onderscheid allerlei figuren in de wolkenformaties: een gezicht van een reus met een enorme neus, een arrenslee met kerstman of een leeuwenkop, ik fantaseer er op los. Als de avond vroeg invalt schijnt er een volle maan. Het is zo licht aan dek dat je kleuren en schaduwen kunt onderscheiden.

Als Eric, Joris en Liselot slapen en ik alleen in de kuip wacht houd, zit ik graag op de captains seat: achterin de kuip aan stuurboord, hebben we met kussentjes een soort primitieve fauteuil geïmproviseerd. Ik heb heldere gedachten die ik de vrije loop laat: ik reflecteer op wat was, ik denk na over wat gaat komen. Soms doe ik mijn oortjes in en luister naar muziek of naar mijn Spaanse luisteroefeningen. Vaak ook ga ik staan in de kuip en houd me vast aan de buiskap, beweeg op de muziek en gun mijn ledematen de broodnodige beweging. Raggaetón is op dit moment mijn favoriet, lekker foute muziek en zo pik ik gelijk weer wat Spaans op.

Als een van ons in de nacht de wacht houdt, slapen de anderen ergens in de boot: voorin lig je het meest te schudden, in het midden ligt het beter en achterin naast de voorraden lig je het best. Kijkend naar de verzameling conserven naast hun slaapplek doen Joris en Liselot zo vaak ideeën op voor het avondmaal van de dag erop. Liselot zag de kikkererwten en ging daarvan burgers maken en Joris kwam op het idee om ansjovis te gebruiken voor de pastasalade. Achterin moet je wel oordoppen in want onze windmolen staat op de achtersteven, is lawaaierig en loeit erop los om ons van elektriciteit te voorzien.

De eerste vier dagen moeten we allemaal inslingeren. We slapen en rusten veel. Gelukkig is niemand ernstig zeeziek. Iedereen is af en toe wat katterig: lezen of koken is lastig. Toch eten we heerlijk, we hebben vier lekkerbekken aan boord die ook nog eens van koken houden en grote hoeveelheden wegwerken. De avondmaaltijd is een van de hoogtepunten van de dag. Al vroeg in de dag bespreken we wat we zullen eten en verheugen we ons op de komende maaltijd. In Las Palmas hebben we een lijst gemaakt met gerechten en de bijbehorende boodschappen gedaan. Terugkijkend blijkt het een goed systeem te zijn, dat zijn vervolg krijgt bij de ‘Suriname oversteek’. Deze kortere tocht is een soort generale repetitie voor onze tocht naar de overkant van de Atlantische oceaan.

We verdrijven de tijd met liggen, slapen, denken, muziek luisteren en ik stort me op mijn Spaanse luisteroefeningen. Veder doen we spelletjes waar geen spullen voor nodig zijn: we doen raadspelletjes, we leggen elkaar onmogelijke dilemma’s voor of doen wedstrijdjes zoals wie de meeste blauwe plekken heeft. Door het geschud en gewiebel van de boot kost elke handeling enorm veel tijd en energie. Van de kuip naar de voorhut lopen, een afstand van 8 meter, kost veel moeite. Je moet je goed vasthouden en dan nog loop je het risico je te stoten met als gevolg weer een beurse plek. Liselot won de blauwe-plekken-wedstrijd met verve.

Als er buiten op het dek iets moet gebeuren, bijvoorbeeld als de boom moet worden bijgezet of juist weggehaald, het grootzeil moet worden gehesen of juist gestreken of er moet iets anders worden veranderd aan de zeilvoering, zijn we altijd aangelijnd, dat wil zeggen: er gaat een lijn van je reddingsvest naar de boot. Mocht de boot een enorme zwieper maken en je gaat over boord dan zit je nog altijd vast. Vooral met flinke deining en ‘s nachts zijn dit de spannendste klussen, die we dan ook zo veel mogelijk proberen te voorkomen door met gereefde zeilen de nacht in de gaan.

De zee is behoorlijk woelig, vooral de eerste dagen. De golven komen van opzij en van achteren. Ze zijn steil en hoog , soms maakt de boot een dwarse zwieper naar beneden of wordt de zijwaartse beweging steeds feller opgebouwd na een paar keer van rechts naar links te zijn geslingerd. Af en toe pakt de boot een grote golf en surft met een enorme snelheid vooruit. Dan weer is er een moment van rust waarin je hoopt dat de rust wat langer zal aanhouden. Soms raken we geïrriteerd, maar vaak ook hebben we enorme lol om de chaotische taferelen die worden veroorzaakt door de golven. Koken is een uitdaging en levert soms hilarische momenten op. Maar ook eten en drinken zijn een uitdaging. Je moet je vast houden met één hand en dan nog gaat het vaak mis en vliegt de inhoud van je hondenbak door de ruimte. De bewegingen zijn niet ritmisch, dus anticiperen is geen optie.

Een heerlijk hoogtepunt van de dag is ook de bijna dagelijkse dolfijnenshow waarop we getrakteerd worden. Telkens weer een cadeautje als de dolfijnen aan alle kanten de boot omringen en meezwemmen: kriskras onder de boot door of voor de boot langs. Een keer ligt Joris bij de boeg op zijn buik om de dolfijnen te filmen met de onderwatercamera. Hij komt klem te zitten tussen de reling en de voorpunt, zijn reddingsvest blaast zich op als hij door een golf wordt overspoeld.

Op de vijfde dag wordt iedereen ineens enorm actief, het katterige gevoel is weg bij ons allemaal. Deze dag vangen we ook onze eerste vis. Elke dag hangen we een 50 meter lange lijn uit met een blinker, in de hoop een vis te vangen. Joris en Liselot veranderen op deze dag de blinker: ze bevestigen een roze, diep duikende blinker, speciaal voor tonijn bedoeld. De dag is bijna voorbij en Joris haalt de lijn binnen. Dan voelt hij de weerstand en jawel, er zit een flinke vis aan. Met behulp van de lier haalt Liselot de vis binnen, Joris rolt de lijn aan de haspel, Karin legt snel de slachthamer, handschoenen, fileermes en snijplank klaar, Eric trekt de vis uit het water en het blijkt een enorme tonijn te zijn. De tonijn krijgt een paar klappen met de hamer, een wild en bloederig gebeuren, waarna de prachtige vis vakkundig door Joris wordt gefileerd. Een tonijn van ruim 8 kilo, we hebben er 4 dagen van gesmuld: tonijnsteak, sushi, curry en pasta met tonijn. Heerlijk is het. Af en toe hebben we een vliegende vis, een mooi blauw, sprookjesachtig wezentje aan boord. Tijdens de slachtpartij van onze tonijn komt er plotseling, oog in oog met de zojuist gedode vis een spartelend vliegend visje naast onze vangst te liggen. Joris gooit het nog levende visje terug in de oceaan. Eén leven wordt gered, de oceaan geeft en neemt.

Het zeilen gaat voorspoedig. We hebben een vrij constante wind van tussen de 15 en 22 knopen. We varen een ruime of voordewindse koers. Meestal hebben we een uitgeboomde genua opstaan. Dat gaat prima, totdat de wind inkakt tot onder de tien knopen. We experimenteren wat met de zeilvoering. Genua-grootzeil, gennaker, grootzeil-werkfok, maar het bevalt niet, de boot loopt niet lekker, of het grootzeil neemt de wind uit het voorzeil, of de wind blijkt opeens weer te krachtig voor de gennaker, een enorme lap zeil voor lichte wind. Dan rollen we de genua weer uit en hijsen de werkfok en gaan zo voor het lappie, zeilen aan weerszijden, ook wel melkmeisje genoemd. Dat blijkt geweldig te gaan als we zo’n beetje voor de wind varen, de koers die we ook tijdens de grote oversteek zullen zeilen.

Aan het einde van de zesde dag zien we in de verte vaag de contouren van São Antao. We moeten nog 30 mijl. Als we rond middernacht Mindelo naderen is het pikdonker, de maan is nog niet op. Dan worden we gegrepen door de acceleratiewind: het trechtereffect tussen de eilanden. We zagen dat aankomen dus hadden het grootzeil al laten zakken en de genua een stukje ingerold. We naderen de haven, starten de motor en rollen het laatste stukje genua in. Als we aankomen in de haven is het ineens  veel rustiger. Het is donker, we twijfelen of we zullen ankeren of een plekje zullen zoeken in de marina. Dan zien we een man staan op de steiger met een lamp. Hij seint en wijst ons een plekje, we varen naar de steiger en twee mannen helpen ons met aanleggen. We zijn er, zeseneenhalf etmaal na ons vertrek. Ik spring op de steiger en loop wiebelig en onwennig de steiger op. Ik hoef me niet vast te houden. Het voelt onwennig maar fantastisch. Zodra de boot goed vastligt nemen we een biertje, de eerste van de week, we proosten op de mooie, langste tocht tot nu toe en veilige aankomst. We gaan al snel naar ons bed en vallen als een blok in slaap.

Karin

3 thoughts on “Zeven dagen en zeven nachten op zee”

  1. Wat een spannende en goede tocht prima voorbereiding voor de grote overtocht, spannend hoor!
    Dikke kus knuffel voor allen!

  2. Wat een mooi verhaal weer. En wat een leuke ouders hebben die twee kinderen en andersom. Veel plezier verder.

Leave a Reply to Annemarie Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *